88 vrede of een langdurig bestand te geraken, waarbij een ieder zou be houden, hetgeen hij had: „ten ware anders werd bepaald". De aarts hertogen verklaarden daarbij de Yereenigde Nederlanden te zullen be schouwen als „vrije landen, provinciën en staten, waarop zij geenerlei „rechten konden doen gelden" (1). Zonder in verdere beweegredenen van de aartshertogen tot deze vredes-onderhandelingen te treden, zij 't genoeg, dat de bevolking den oorlog, die hun welvaart vernietigde en de geldzaken te gronde richtte, moede was. Bij de onderhandelingen vonden de Staten-Generaal steun bij de afgevaar digden der hoven van Frankrijk, EngelandDenemarken. Brandenburg en de Palts. Aan de graven Adolf, Abnold Joost en Willem Hendeik van Bentheim waarborgden de Staten eventueel behoud hunner bezittingen (2) voor de stad en ingezetenen van Embden beloofden zij te zorgen alsof zij tot de Yereenigde Provinciën behoorden (3). De Staten verklaarden echter uitdrukkelijk de onderhandelingen ongeldig, tenzij koning Filips III van Spanje het verdrag van 2é April goedkeurde en bevestigde. De dubbel zinnige bewoordingen en voor de Staten-Generaal vernederenden vorm waarin zulks te Madrid geschiedde, hadden een langdurige correspon dentie en belangrijke vertraging in den gang van zaken tengevolge (4). Niettemin vonden de Staten-Generaal goed om hunne oorlogschepen van de Spaansche kusten terug te roepen. De admiraal Jacob van Heemskeek had op 25 April de Spaansche vloot onder don Juan Alvaees d'Avila in de straat van Gibraltar, ten koste van zijn leven, vernietigd; zijn opvolger miste het beleid om vruchten van de overwinning te plukken (5). De wapenstilstand leidde aanstonds tot afdanking van troepen, vooral bij den vijand. Deze bepaalde zich hier te lande tot enkele zwakke ven delen; daarentegen werden betere maatregelen getroffen om misbruiken bij de compagnieën tegen te gaan en ze op een behoorlijke sterkte te houden (6). De oorlogslasten verminderden niet. De frontieren moesten bezet en troepen in reserve blijven om bij mislukking van de vredesonder- (1) G. P. B. II 2249, dd. 24 April 1607. „Brief van verbandt opten stilstant van alle „belegeringen, surprinsen, etc.". G. P. B. II 2252, dd. 6 Juni 1607. „Interpretatie der limiten ende der woorden invasion of „inlegeringen, in den voorz. verbandt-brief gementioneert". G. P. B. II II 2254, dd. 12 Juni 1607. „Aggreatie van de Eertz-Hertogen en van de Heeren „Staten-Generaal opte interpretatie van de voorz. limiten". (2) Res. S. G. 31 Maart 1607. (3) Ees. S. G. 20 Augustus 1607. (4) Voor den trompetter, die brieven van den Haag naar Brussel had over te brengen, werd eene instructie vastgesteld (Ees. S. G. 12 Januari 1608). De trompetters van de aarts hertogen konden hunne reizen naar den Haag vrij en onbelemmerd volbrengen (Ees. S. G. 11 Februari 1608). De trompetter, die de tijding van het sluiten van het Twaalf jarig Bestand van Antwerpen naar den Haag overbracht, kreeg 120 bodebrood; de andere trompetters, welke tusschen Antwerpen en den Haag hadden gereden, ontvingen te zamen 200 (Ees. S. G. 10 en 11 April 1609). (5) Zie Aanteekening N°. 61. (6) Zie Aanteekening N°. 62.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 112