89 handelingen onmiddellijk tot samenstelling van een veldleger over te gaan. Maar ook wanneer de vrede tot stand kwam wilde men geenszins tot afdanking hesluitenaangezien de vrugten van een vreede loopen „gemeenlijk te niet, wanneer men hem daartoe te prematuer en al te „vroeg will stellen(1). Ofschoon de legers gedurende den wapenstilstand niet te velde kwamen duurde in de grensgewesten onder allerlei voorwendsels de zoogenaamde kleine oorlog voort. Op 8 Januari 1607 trok graaf Hendkik Frederik van Nassau, generaal der cavalerie, met ruiters en voetvolk op boere- paarden naar Limburg, waar hij op 11 Februari Erkelens nam, welks inwoners meermalen de neutraliteit hadden geschonden (2). De stad werd uitgeplunderdin brand gestoken en graaf Hendrik van den Berg krijgsgevangen gemaakt. Graaf Adolf van Nassau (3) en andere rit meesters stroopten in verschillende Duitsche landen, waarover bij de Staten-Generaal herhaaldelijk klachten inkwamen (4). De ritmeesters Abraham Panier en Blasius van Eyckenberch richtten op eigen gezag in de neutrale hansa-steden Soest en Unna (Westphalen) groote schade aan. Toen de Staten-Generaal aan den Raad van State opdroegen om deze ritmeesters te straffen en te casseeren (5)kwam hun chef, graaf Hen drik Frederik in verzetverklarende dat alsdan wellicht de helft dei- ruiters strafbaar was, ook wel te bedenkendat in dit wapen „de cracht „vant landt bestaedt". De zaak liep af met bevel tot vergoeding der schade binnen een maand (6). Korten tijd later verluidde 't dat graaf Adolf van Nassau met gelijke bedoelingen Nijmegen met zijn vaan zou verlaten; aan Lambert Charles, gouverneur dezer frontierplaatswerd opgedragen om zulks te beletten (7); maar dit hielp slechts voor het oogenblik. Al spoedig dienden de regeering van Cleve nieuwe klachten in tegen kapitein Gaston de Lambert (8)de ritmeesters graaf Adolf en Abraham Panier, die aldaar met vier vanen een rooftocht hadden (1) Petitie van den Raad van State van 8 November 1607 (Archief R. v. St. N°. 2223, Algemeen Rijksarchief). (2) Over brandschatting van Erkelenszie Seer. Res. S. G. 29 December 1607. (3) Geboren 3 Augustus 1586, gesneuveld 17 November 1608 by Kanten, zoon van graaf Johan (den Middelste) van Nassatj-Siegen. Hy was sinds 1606 ritmeester (vaan N°. 31). Zie over hem: Mr. Groen van Prinsterer „Archives de la Maison d'Orange-NassauDeuxième Série, Tome II, Lettres CCCXLVII et CCCXLVIIa". (4) Hessen en Cleve (Res. S. G. 6 en 13 April), Hessen en Bentheim (Res. S. G. 21 Juli) en Oldenburg (Res. S. G. 30 Juli 1607). Op een klacht der gezanten van Filips Sigismund, bisschop van Osnabrückhertog van Brunswijk en Lunenburgover excessen van het kry'gsvolk, verklaarden de Staten-Generaal die misbruiken wel te bejammeren, maar dat de schuld niet aan hen lag (Res. S. G. 31 October en 1 November 1607). Nog in 1607 kwamen klachten over tochten der voorgaande jaren in (Res. S. G. 25 Augustus 1609). (5) Res. S. G. 27 Juni 1607. (6) Res. S. G. 28 Juni en 4 Juli 1607. (7) Res. S. G. 30 Juli 1607. (8) Kapitein Gaston de Lambert voerde het bevel over de vaan van graaf Hendrik Fre derik (Res. R. v. St. 16 September 1611).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 113