90 ondernomen. Graaf Adolf hield vol dat de kapitein Lambert wel het bevel had gevoerd maar dat hij graaf Adolf slechts als „privé'* met 20 ruiters was meegegaan om een convooi tusschen Wesel en Lingen op te lichten. Gaston de Lambert en de kornet van ritmeester Cadet werden ter vergadering van de Saten-Generaal opgeroepen (1), welke de zaak ter berechting aan den Eaad van State overlieten. Doch graaf Hendrik Frederik verklaarde elk proces tegen zijn luitenant Gaston de Lambert en de „schandaleuse apprehentie van den cornette van den „ritmeester Cadet, wesende een gequalificeerd edelman van de fransche „natie" strijdig met zijn „eere ende reputatie" (2). Ook de Fransche gezant nam 't voor beide officieren op (3). De zaak van graaf Adolf werd herhaaldelijk tusschen Staten-Generaal en Raad van State heen en weer gekaatst; ze eindigde met het aanbieden van verontschul digingen door den graaf in de volle vergadering der Generaliteit (4). Niet minder redekavelden beide colleges over Gaston de Lambert en den kornet. De Raad van State wilde niet op haar uitspraak terug komen en geen gratie verleenen, verklarende te zijn een „camer van justitie", de Staten-Generaal „een camer van gratie". De officieren onder gingen gevangenisstraf in het gebouw der Fransche ambassade (5)doch bekwamen in het begin van 1608 vergiffenis (6). Aan 's vijands zijde ging het niet beter. De gouverneur van Grave, jhr. Pieter van Sedlnitsky, werd in September opgelicht en tot het volgende jaar te 's-Hertogenbosch krijgsgevangen gehouden (7). Erger trof 't jhr. Werner van den Houte, gezegd du Boys, heer van Est, ritmeester en president van den krijgsraad. Als bevelhebber in de Betuwe, alwaar eenige redouten waren aangelegd om 's vijands brandschattingen in Utrecht en Gelderland te beletten, voerde hij bevel over zes compag nieën, 1200 man, van welke 300 voorzien van springstokken en „vier- roers" (8). Den 23sten September werd hij op een wandeltocht over vallen en doodgeschoten: een groot verlies voor het land, waaraan hij groote en langdurige diensten had bewezen. Lambert Charles, com mandeur of gouverneur te Nijmegen, wilde den vijand te lijf gaan, maar (1) Res. S. G. 3—5 October 1607. De andere opgeroepen officierenritmeester Panier en de kornet van den heer van Marquette, mochten vrij naar hunne compagnieën vertrekken (Res. S. G. 17 October 1607). (2) Res. S. G. 16 en 17 October 1607. (3) Res. S. G. 24 October 1607. (4) Res. S. G. 17—24 October 1607. (5) Res. S. G. 7, 8 en 19 November 1607. (6) Res. S. G. 15 en 19 Januari 1608. (7) Res. S. G. 14 September 1607 en 8 Februari 1608. (8) Res. S. G. 12, 13, 16 en 22 Maart 1607. Een vier- of vuurroer was een wapen voorzien van een snaphaanslot waarbij bet sóhot afging na ontsteking van het pankruit door de wrijving van de kunstmatige vuursteen, bevestigd aan den haan, tegen het pandeksel zoodat men niet als bij het lontslot afhing van regen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 114