91 zulks werd hem verboden (1). Ofschoon het geheele jaar 1607 muiterijen in het vijandelijke leger voorkwamen, trad men met het oog op den wapenstilstand en den verwachten vrede niet krachtig op. De muite lingen van Diest werden door de aartshertogen vogelvrij verklaard en verbannen (2)velen zochten dienst bij het leger der Yereenigde Pro vinciën, maar waren daar niet welkom; men verbood hen aan te nemen en gelastte aan de compagnieën, waarbij reeds eenigen waren ingelijfd, hen onmiddellijk te ontslaan (3). Men had trouwens al moeite genoeg om de muiterij bij het eigen leger te onderdrukkenveelal het gevolg van gemis aan een algemeene schat kist. O. a. hadden de ruiters van ritmeester Alexander Swijghel in geen vijf maanden betaling van Gelderland ontvangen en stonden op punt van „alteratie", waarop hunne betaalsheeren beloofden hen te zullën voldoen (4). Elke provincie deed wat ze wilde. De Raad van State was „bedroeft", dat geen enkel gewest zich bezig hield met de petitie tot den staat van oorlog, het meerendeel der provinciën nog geen con senten had verleend op te-korten van het vorige jaar en afwachtten wat de andere zouden „consenteeren" om dienovereenkomstig te handelen (5). Sommige provinciën wilden zelfs op eigen gezag tot cassatie van troepen overgaan (6). Treurig prijkt op de staten van oorlog van 1607 en 1608 bij eenige compagnieën de toevoeging: „worden niet betaald" (7). Inderdaad was ook voor de Noordelijke gewesten de vrede alleszins gewenscht. Nadat het verdrag van 24 April 1607 door Spanje in beteren vorm was bekrachtigd, konden de onderhandelingen worden heropend. Den 30sten Januari 1608 hielden Ambrosius de Spinola en de aartshertogelijke ambassadeurs met talrijk gevolg een plechtigen intocht binnen 's-Gra- venhage. Zij werden begeleid door de gouverneurs van Breda en Ber- gen-op-Zoom, jhr. Justinus van Nassau en Marcelis Bacx, en bij Rijswijk verwelkomd door Prins Maurits de graven Willem Bodewijk, Hendrik Prederik van Nassau en andere aanzienlijke heeren; de Prins en de Spaansche veldheer reikten elkander de hand. De Staten-Generaal hadden bereids onderhandelingen geopend met de hoven van Parijs en Londen om een verbond tot behoud des vredes te sluiten. Het tractaat met Frankrijk kwam op 23 Januari te 's-Gravenhage tot stand. Koning Hendrik IV verbond zich, als de vrede gestoord werd, de Republiek op zijn kosten met 10.000 voetknechten te ondersteunen, (1) Res. S. G. 1 October 1607. (2) Res. H. i December 1607. (3) Res. S. G. 13, 27—29 December 1607, 5 Januari en Seer. Res. S. G. 10 Februari 1608. (4) Res. S. G. 28 en 29 September 1607. (5) Petitie van den Raad van State van 8 November 1607 (Archief R. v. St. N°. 2223, Algemeen Rijksarchief). (6) Res S. G. 12 en 13 Februari 1608. (7) Zie Bijlage XIII.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 115