100 van oorlog van 1588 vermelde en de in volgende jaren opgerichte vanen komen in het tweede gedeelte van dit hoofdstuk voor (1). Yan de 1000 ruiters van het Engelsche secours zouden 600 in het voorjaar van 1589 aan den tocht naar Spanje deelnemen, mits de overigen hier te lande bleven. De Staten-Generaal troffen deze bepaling voorbe- dachtelijk, aangezien sedert anderhalf jaar de sterkte van het secours minder dan 500, bovendien slecht gemonteerde ruiters, bedroeg: reden waarom men reeds had voorgesteld om ze bij het Engelsche voetvolk in te lijvenhetwelk evenmin voltallig was (2). Toen Engeland nu 600 ruiters voor een zeetocht vorderde (3)wilden de Staten-Generaal zich wel verge noegen met de vaan van lord Willoughby ter sterkte van 200 ruiters (4), de vanen van William Russell, gouverneur van Vlissingen, en William Parcicer, elk van 100 ruiters: de vierde vaan onder Robert Sidney kon dan aan den tocht deelnemen (5). Yan de sterkte van laatstbedoelde vaan werd verder niet gesprokenmaar na eenige maanden bleek 't dat de drie achtergebleven vanen nog geen 250 ruiters uitbrachten (6). In 1589 vermeerderden de vanen met de Schotten van William Edmond (7), doch verloren de gecasseerde vaan van den overleden veldmaarschalk, den heer van Villers (vaan N°. 2). Tevens slonk de sterkte der meeste vanen lansiers tot 75 paarden (8). Het besluit om den oorlog in 1591 aanvallend te voeren noodzaakte aanstonds tot uitbreiding van het wapen over te gaan: het gewone ver schijnsel bij gemaakte veroveringen om het grooter geworden grensgebied te kunnen beveiligen. Reeds het jaar te voren had de Raad van State gelast, de vanen lansiers tot lOOpaarden te versterken (9). Den 21 sten Januari 1591 stelde de Raad van State voor om alle compagnieën op minstens 120 paarden te brengen; de vanen van Prins Maueits, graaf van Valckensteijn ritmeester Sleijer en Godart van Balen bleven op de bestaande grootere sterkte (10). (1) Bedoelde IS vanen zijn in gelijke volgorde als den staat van oorlog van 1588 genum merd van 1 tot en met 13, welke nummering geregeld is voortgezet naarmate vermeerdering plaats had. Deze nummering is duidelijkshalve door ons aangenomen. (2) Ees. S. G. 1 Juni 1588. (3) Zie bladzijde 9. (4) Waaronder 20 paarden voor „hofjonkers en andere do mestieken". (5) Ees. S. G. 27 Januari 1589. (6) Ees. S. G. 16 Augustus 1589. Do vaan van lord Willoughby werd aangevoerd door den ritmeester John Pauly (Ees. E. v. St. 25 Mei 1589). William Paiicker was hofmeester van generaal John Norris (Ees. S. G. 8 Mei 1589). (7) Vaan N°. 14. (8) Ees. S. G. 7 November en Ees. R. v. St. 24 November 1589. (9) Res. E. v. St. 14 Augustus 1590. (10) Ees. S. G. 21 Januari 1591. Uit den eisch om de compagnie van 75 op 120 paarden te brengen blijkt 't, dat de Raad van State de vermeerdering van 14 Augustus 1-590 had verzwegen: wellicht wijl ze niet tot uitvoering was gekomen. Dezelfde resolutie bevat het verzoek van de Engelsche ritmeesters om hunne vanen met Nederlanders te mogen aanvullen. Wegens de door de koningin aan Frankrijk verleende ondersteuning, konden de vanen moeilijk aanvulling uit Engeland verkrijgen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 124