104
een op 16 Augustus 1598 met Engeland gesloten tractaat werd de
cavalerie van het Engelsche secours overgenomen in Statendienst: 8
vanen met te samen 225 ruiters op papier (1).
De vrede van Yervins maakte een einde aan den oorlog van Frankrijk
met Spanje: voor de Republiek met het gevolg, zooals in Hoofdstuk I
is ontvouwd, dat het leger aanzienlijk moest versterkt worden, de ca
valerie met 9 vanen, als van (2)
Prins Maurits,
Olivier van den Tympel, heer van Corbeeck,
Johan Bacx,
Godard (of Godevaert) van Balen,
Jean Franqois de la Salle, heer van Argenton,
Joost Wyerich Cloeth,
Graaf George E verhard van Solms,
Graaf Frederik van Solms, en
John Hamylton.
Zonderling genoeg werd alleen aan de ritmeesters Godard van Balen
en John Hamylton op hun verzoek commissie verleend (3)de anderen
bleven zonder. Prins Maurits koesterde groote voorliefde voor Fran-
sche ruiters en had aanvankelijk zes vanen uit hen willen samen
stellen; thans deelde hij zooveel mogelijk Franschen in bij zijn nieuwe
vaan (N°. 28); van de oude (N°. 1) had hij afstand gedaan ten behoeve
van zijn luitenant Lamoraal van der Noot, heer van Risoires (4). Bij
deze aanzienlijke uitbreiding achtte Prins Maurits van overwegend
belang om het wapen onder een eigen bevelhebber te stellen, waartoe
benoemd werd de vier-en-twintigjarige graaf Lodewijk Gunther van
Nassau, broeder van den Frieschen stadhouder als„Lieutenant-Generael
„over de Cavaillerie, soo wel Cuirassiers, Harquebousiers als andere in
„onsen dienst wesende" (5).
Behalve de tot de nieuwe vanen behoorende Franschen werden ook
de oude veelal met Franschen aangevuld; Peter, heer van Bréauté, die
in 1599 Louis Laurens opvolgde als ritmeester (6), bekend wegens zijn
„ruiterduel" met Gerardt Abrahamsz, alias Leckerbeetgen een der
Bergverkoopersthans luitenant van de vaan van den gouverneur van
's-HertogenboschAnthonie Schetz, baron van Grobbendonck. Op uit
daging van Leckerbeetgen verschenen van beide zijden 20 ruiters en 2
trompetters op de Vuchterheidewaar Bréauté en de zijnen, meerendeels
(1) Res. S. G. 27 September 1598. Vanen N°. 25—27.
(2) Res. R. v. St. 20 October 1598. Vanen N°. 28—36.
(3) Comm. R. v. St. 24 April 1599.
(4) Res. S. G. 30 November 1598.
(5) Comm. S. G. 14 Juli 1599.
(6) Vaan N°. 7. Bréauté was roomsch-katholiekeen bewijs, dat het belijden van dezen
godsdienst het bekleeden van een vaste betrekking in dienst der Republiek niet in den
weg stond.