108 Onmiddellijk na opening der vredesonderhandelingen met de aartsher togen gaven de Staten-Generaal het voornemen te kennen tot geheele afschaffing, althans reductie, der bidets tot 25 per vaan „om het land „te soulageeren, die wijle die Ruyteren de bidets niet en onderhou den, maar het land daarmede defrauderen" (1). Doch Prins Maubits verzette zich hiertegen en verkoos 2 of 8 vanen ruiters, dan wel een geheel regiment te voet, te casseeren (2). Na langdurig gepraat over en weer en verklaring der Staten van Utrecht, dat zij geen geld tot onderhoud van bidets beschikbaar konden stellen, werden ze bij de op dat gewest gerepartieerde vanen afgeschaft (3); alle overige behielden bidets tot het Twaalfjarig Bestand (4). Behalve de opgenoemde vanen komt op de staten van oorlog der jaren 1607 en 1608 nog voor de vaan van ritmeester Jou an Yoeth op Overijssel, ter sterkte van 60 ruiters. Hij werd echter niet betaald en ontving in 't laatst van 1609 van de Staten-Generaal brieven van aan beveling om in dienst te treden van de „Fursten tot Cleve" (5). In 1588 telde het Staatsche leger 13 vanen, 7 lansiers en 6 karabiniers of harquebusiers (6); bij het sluiten van het Bestand in 1609: 33 vanen kurassiers (7), 5 vanen harquebusiers, behalve die, toegevoegd aan de vaan kurassiers van Prins Maurits (8)en 2 vanen dragonders (9)totaal 40 vanen (10). Reeds voor 1609 vereenigde Prins Maurits te velde meestal drie of vier vanen tot een regiment, welke maatregel het algemeen bevel en de samenwerking ten goede kwam. Eene duurzame regiments-indeeling stuitte voorloopig af op het toekennen van traktementen aan kolonels en hoofdofficieren, dus op verhooging van den staat van oorlog. Volgens Bijlage XVI voerde alleen de afdeeling van graaf Hendrik Frederik van Nassau de benaming van „le régiment des gardes", de vaan van Prins Maurits die van „S. Exc. leibwacht". (1) Res. S. G. 13 Augustus 1607. Volgens den staet van oorlog van 1607 moest de cavalerie tellen 4717 ruiters met 1863 bidets. Hiervan afgetrokken 100 ruiters voor de opgeheven vaan N°. 42, bleven 4617 ruiters met 1863 bidets. De staat van oorlog van 1608 geeft een monstering van 4324 ruiters en 1545 bidets. (2) Res. S. 6. 14 Augustus 1607. (3) Res. S. G. 13 September 1607, 18 Maart, 17 Mei en 5 Juni 1608. (4) Res. S. G. 15 Mei 1609. (5) Res. S. G. 16 November 1609. (6) Lansiers-vanen N°. 1—6 en 8; harquebusiers-vanen N°. 7, 9—13, waarvan N°. 1—12 op Holland en N°. 13 op Utrecht. (7) Vanen Nos. 1, 3-9, 13, 15-20, 22, 25-37, 40, 41, 45 en 46. (8) Vanen Nos. 10, 12, 23, 24 en 38. (9) Vanen Nos. 43 en 44. (10) 1 vaan op Gelderland, 23 op Holland, 4 op Utrecht, 4 op Friesland. 2 op Overijssel, 2 op Groningen, 2 op Drenthe. De Fransche ïjanen Nos. 45 en 46 komen niet voor op den staat van oorlog van 1609 en werden onderhouden door koning Hendrik IV van Frankrijk (Res. S. G. 30 Mei 1609). Denkelijk waren zij nog met de lans gewapend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 132