A. OVERZICHT.
De benaming van „Infanterie" bestond reeds lang bij het Spaansche
leger; waarschijnlijk heeft Prins Maukits ze voor het voetvolk het eerst
gebezigd in den reeds genoemden brief vanJoHAN van Oldenbarnevelt
dd. 9 Maart 1599 (1).
De infanterie vormde toen reeds het belangrijkste bestanddeel van het
Staatsche leger. Als gevolg van de staatsregeling en de bevoegdheden
der souvereine betaalsheeren bestond in de Republiek geen eenheid in de
bevelvoering van het leger. Zulks was minder voelbaar bij de ruiterij
dan bij het voetvolk. De cavalerie toch kreeg al spoedig een generaal en
een luitenant-generaal aan het hoofd, die tastbaren invloed op het hun
ondergeschikte wapen uitoefenden; doch bij de infanterie voerden de
betaalsheerennamelijk de provinciale besturenhet hoogste gezag.
Alleen de buitenlandsche compagnieën waren ingedeeld in vaste regimenten
onder het bevel van kolonels. De overige op de provinciën gerepartieerde
compagnieën stonden, wanneer zij niet te velde waren, meer op zich
zelve; wel spraken de Staten der provinciën daarvan als van hun
provinciaal regiment en onderhielden zij een of meer kolonels: maar
het eigenlijke regimentsverband ontbrak. Pas te velde traden de kolonels
op aan het hoofd van een tijdelijk uit een willekeurig aantal compag
nieën samengesteld regiment. Ook bestonden geen regiments-vaandels
wel compagnies-vaandels standaarden bij de compagnieën te paard
gedragen door den vaandrig of vendrigbij de ruiterij door den kornet (2).
Bepalingen omtrent vorm en teekening van vaandels of standaards komen
in de resolution zelden voor. De vaandels hadden groote afmetingen,
werden alleen in het gevecht, bij wapenschouwingen of als eerbewijs
ontplooid en eischten telkens vernieuwing (3). Volgens Res. R. v. St.
(1) Gelijk in Spanje de leden van het regeerende vorstenhuis, als jongeren van den
souverein den naam dragen van „infanten", beteekent het daaruit afgeleide „infanterie" een
op zich zelf staande, jongere troepensoort dan de uit de ridderschap ontstane ruiterij. Te
voren bevonden de voetknechten zich in het gevolg der te paard strijdende ridders.
(2) In het Spaansche leger droeg de vaandrig van de compagnie-colonelle den titel van
„alferez".
(3) Het Krijgsgeschiedkundig Archief bezit eene serie af beeldingen van vaandels, omstreeks
1580 in gebruik (16e Jaarverslag, bladzijden 5—7).