154
1618. Zijn luitenant-kolonel was sinds 1599 jhr. Adriaan van Swieten (2)
die bovendien dienst heeft gedaan als kolonel (3).
e. HET ZEEUWSCHE REGIMENT.
George E verhard graaf van Solms had in het begin van 1587 com
missie ontvangen als overste-generaal van het krijgsvolk der garnizoenen
van Zeeland met uitzondering van de pandstad Ylissingen en van Ram-
mekens (1); twee jaren later, als kapitein over de compagnie-colonelle
van 200 hoofden (2).
Onder de 19 overige compagnies-commandanten, gerepartieerd op Zee
land, worden aangetroffen
Jhr. Frederik van Dorp (Comm. R. v. St. 10 Januari 1587compagnie
van 200 hoofden);
Adriaan Willem Symonsz. admiraal van Zierikzee (Comm. R. v. St.
10 Januari 1587, compagnie van 200 hoofden);
Jhr. Jüstinus van Nassau (Res. S. G. 22 April en Comm. R. v. St.
25 April 1589, compagnie van 150 hoofden, om te dienen zoowel te
te lande als op de vloot);
Johan Piron (Res. S. G. 13 Juni 1589); en
Jacques Tutelaer (Comm. R. v. St. 19 October 1593, in plaats van den
overleden kolonel Michiel Caulier; compagnie van 150 hoofden).
De verhouding tusschen den graaf van Solms en de Staten van Zeeland
liet voortdurend te wenschen over (3); hij stoorde zich weinig of niet
aan hun gezag. Bij het verlies van Hulst brak de bom los en namen
de Staten van Zeeland op 26 October 1596 de gelegenheid te baat
om den graaf voor zijne diensten als chef van hun regiment en van een
compagnie te bedanken (4). Zij verdeelden nu de compagnieën op hunne
repartitie in drie kolonelschappen (5) onder: Johan Piron (6), Adriaen
Willem Symonsz., admiraal van Zierikzee en jhr. Frederik van Dorp (7).
Prins Maurits gaf zijn toestemming onder voorwaarde, den admiraal
van Zierikzee te vervangen door den kapitein zijner garde jhr. Karel
van der Noot, heer van Hoog- en Aartswoude (8).
Op den 12den Januari 1598 legden de drie titularissen aan de Staten
van Zeeland den eed af als luitenant-kolonels over het Zeeuwsche
regiment. Zij ontvingen geen commissie als kolonel, waarop de Prins
voor zichzelf aanspraak maakte; wel droegen zij in de rekeningen den
kolonels-titelwelken rang zij op grond van andere benoemingen be
kleedden (9). Na het overlijden van kolonel Piron in 1603 voorzag men
niet in de vacature.
(1) Comm. R. v. St. 10 April 1586.
(2) Res. R. v. St. 30 Augustus 1600.
(3) Res. R. v. St. 11 Januari 1605.