162 had te houden (1). Zijn gedrag en optreden leidden in 1594 tot ontslag van hem en eenige Schotsche kapiteins uit Staatschen dienst (2). De luitenant-kolonel Alexander Murray werd hij provisie benoemd tot kolonel over de compagnieën Schotten te velde (3), daarna belast met het voortdurend toezicht (4), in 1595 voor goed aangesteld tot kolonel over het als zoodanig geformeerde regiment Schotten (5). Yolgens den staat van oorlog van 1595 telde het regiment 1 compagnie-colonnelle van 200 en 9 compagnieën van 150 hoofden (6). In 1596 werd het regiment gebracht op 12 compagnieën van 150 hoofden (7); de staat van oorlog van 1598 geeft aan een compagnie van 160, twee compagnieën van 150, 9 compagnieën van 120 man; in 1599 telde het regiment 13 compagnieën (8). De kolonel Murray sneu velde 19 Mei 1599 bij Bommel; hij werd opgevolgd door William Ed- mond (9), chef van het regiment in den slag van Nieuwpoort, waar de Schotten groote verliezen leden. In den loop van het jaar 1600 kwam het regiment op 11 compag nieën (10). Nadat men in 1603 besloten had tot oprichting van een tweede regiment, zouden beide korpsen uit een gelijk aantal compag nieën bestaan (11). William Edmond sneuvelde 3 September 1606 bij de verdediging van Rijnberk; zijn opvolger William Brog (12) commandeerde het regiment tot 1636. William Brog, sinds 1588 sergeant-majoor bij de Schotten, had in 1595 als sergeant majoor-generaal onder jhr. Justinus van Nassau deelgenomen aan den tocht naar Frankrijkvervolgens aan de verdediging van Ostende. Sedert 1601 was hij luitenant-kolonel bij het regiment van kolonel William Edmond (13). Als sergeant-majoor volgde in 1598 hem op Thomas Niche (14)die 16 Juli 1601 bij Rijnberk sneuveldeop zijn beurt opgevolgd door Thomas Ewing (15). Allan Coutts was luitenant kolonel bij het regiment van William Brog. (1) Res. S. G. 14—21 December 1592. (2) Res. S. G. 12 Februari 1594. Den kolonel werd toegekend een pensioen van 1000 per jaar, eerst vastgesteld op hem en zijn zoon, later op hem en zijne echtgenoote (Secr. Res. S. G. 4 Deo. 1593, Res. S. G. 1 en 28 April 1594). Zijne compagnie kwam aan zijn zoon William (Res. S. G. 19 Februari 1594). (3) Res. S. G. en Res. R. v. St. 30 Maart 1594, op oen traktement van 200 per maand. (4) Res. S. G. 2 September 1594 op voortdurend traktement. (5) Res. S. G. 26 Januari, Res. R. v. St. 5 Januari en 2 Februari 1595 op 400 ten 82 dagen. (6) Een compagnie van 200 hoofden telde volgens den staat van oorlog van 1587 een kapitein, een luitenant, een vaandrig, twee sergeants, drie korporaals, twee tromslagers, een pijper, een fourier, een chirurgijn, 27 musketiers, 73 harquebusiers, 63 spiessen, 3 rondassiers-edellieden en 3 jongens. De staten van oorlog van 1588 en 1589 bevatten een compagnie van 200, eene van 150 en 7 compagnieën van 130 hoofden. De compagnie van 130 hoofden was samengesteld uit een kapitein, een luitenant, een vaandrig, twee sergeants, drie korporaals, twee tromslagers, 1 fourier, 1 chirurgijn, 19 musketiers, 36 spiessen, 9 hellebardiers, 5 rondassiers, 48 harquebusiers en 3 jongens (compagnie van Robert Waddell; Comm. R.v. St. 2 April 1594).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 186