176 Paul de Grenu was in 1606 benoemd tot luitenant-generaal, d. i. luitenant van den generaal der artillerieen als zoodanig Nicolaas Plucquet, in 1592 overleden, opgevolgd; de edellieden van het geschut, die te velde de plaatsen bepaaldenwaar batterijen moesten worden op gericht, en het vuur regelden, stonden onder genoemde generaals. De bediening van het geschut geschiedde door konstabels (1) en kanonniers te velde aangevuld door extra-ordinaris-kanonniers en bootsgezellen als handlangers. Oorspronkelijk bestond geen verschil in rang en betaling tusschen konstabel en kanonnier; doch zulks veranderde weldra. Hun aantal breidde zich gestadig uit (2); in 1609 werden zij te velde gesteld onder Joosx Holde als meester-kanonnier (3); deze sneuvelde in 1622 bij het beleg van Bergen-op-Zoom. Gewichtig waren mede de betrekkingen van den contrerolleurbelast met het oppertoezicht over het materieel, en van de conducteurs; in 1605 wilde men dezen bereden maken en aan den heer van Kessel een compagnie van 50 harquebusiers te paard geven „wesende conducteurs der artillerie"; dit laatste geschiedde echter niet (4). Al het voormelde personeel, de ingenieurs en de mineurs stonden te velde onder de bevelen van den generaal der artillerie. De Staten-Generaal beschikten als gevolg van het verlies van vele grensvestingen over een voldoende hoeveelheid geschut voor den zee-oorlog, niet voor de legers te velde; herhaaldelijk weigerden de steden hunne vuurmonden in leenbruik te verstrekken (5). Een belangrijke stap in de goede richting, welke vooral in latere tijden vruchten voor de generali teit zou afwerpen, vormde het besluit der Haagsche vroedschap van 21 Juni 1589 tot oprichting van een geschutgieterij in de voormalige Kloos terkerk van het Voorhout; op 17 Maart 1590 leverde deze de eerste goot af bestaande uit twee vuurmonden (6). Generaal Willem Adriaan van Hornes stelde in 1606 voor om elk jaar minstens drie heele en drie halve kanons te gieten (7): eerst gedurende het Twaalfjarige Bestand (1) Het woord „konstabel" is afgeleid van „connétable" of „Comes stabuli" graaf, belast met het oppertoezicht over de stallen der Frankische koningenlater de hoogste militaire waardigheid in Frankrijkdo kardinaal Richelieu schafte ze in 1627 af. Keizer Napoleon benoemde in 1804 zijn broeder Lodewijk, later koning van Holland, tot „Connëtable"sedert is deze waardigheid niet meer vervuld. (2) Zie Aanteekening N°. 76. (3) De konstabels en kanonniers hadden in den regel een traktement van 12 ter maand. Joost Nolde ontving 50, waarvan 20 gerepartieerd op Holland, 30 op Zeeland. Ook het traktement van den edelman van het geschut bedroeg 50. (4) Res. R. v. St. 7 Februari 1605. (5) Res. S. G. 8 December 1589. Zeeland had, evenals te vorigen jare, 100 ijzeren gote lingen uit Engeland laten komen, vooral bestemd voor scheepsgebruik (Res. S. G. 25 Fe bruari 1589). (6) In 1607 werden in de Kloosterkerk door meester Coenkaad Anthonisz, 's lands grof- busgieter, voor Amsterdam gegoten twee halve kartouwen, waarvoor noodig waren 6000 ponden rood koper en 6000 ponden fijn tin (Res. H. 1 Januari 1607). (7) Res. S. G. 29 December 1606.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 200