178
geaccordeert met Hendrik de Ruyter om te Ostende te vermaken de
verloopen laadgaten van 't geschut zonder dat dit, als tot dusverre,
vergoten behoefde te worden en het „afifsaghen der trompen", dus
verkorten der vuurmonden (1);
prijzen van „spreyende kassen ofte kardousen": „de blicke kasse tot
de heele kanon",
schietende 48 pond410
item 42 en 40 pond40
item 24 pondn 216
item 12 en 10 pondn 1—10
het stuk (2).
Door de landsheeren van het Bourgondische, daarna van het Oosten-
rijksche Huis waren de hier te lande te bezigen kalibers meer dan eens
vastgesteld; doch de oorlog, de overkomst van troepen en vuurmonden
uit het buitenland, vooral ook particuliere aanschaffing door de steden
hadden zoodanige verscheidenheid doen ontstaan, dat opsomming vrijwel
onmogelijk mag heeten. Hoofdzakelijk bestonden onderstaande soorten.
Men onderscheidde kanons of kartouwen, slangen en mortieren. Tot de
slangen behoorden buitengewone, welke langer en bastaard-slangen die
korter waren dan de gewone; de slangen en kamerstukken werden ge
woonlijk van achteren geladen; alle vervaardigd van metaal d. i. brons,
dan wel van ijzer; ze schoten projectielen van brons, ijzer, lood of steen.
De ijzeren vuurmonden heetten meestal gotelingen en kwamen hoofdza
kelijk uit Engeland. De kanons of kartouwen rekenden onder de zware
kalibers, verdeeld in dubbele van 80 tot 200, geheele of gewone van
ongeveer 48, halve van 24 en vierendeel van 12 pond; bovendien had
men tusschen- en kleinere soorten van 36 18 en minder dan 12 pond.
De 36-ponders werden drielingen of Fransche kartouwen genoemd, de
18-ponders meestal bestemd voor scheepsgebruik (3).
De kalibers der geivone of echte slangen liepen uiteen van 40 pond tot
onderdeelen van een enkel pond. Men onderscheiddeden Draakdragon
van 40 pond, den gemeenen slang coulevrine van 20, den halven
slang demi-coulevrine van 10den vierendeel slang sacre van
5 pond. Kleinere kalibers waren de valk fauconde kleine valk
fauconnet de sperwer épervin voorts de dubbelhaak mus-
quet de haak musqueton en de halve haak arquebuse
(1) Res. R. v. St. 2 en 4 Juli 1602, 22 en 25 Januari 1604. Na elke bewerking hadden
schietproeven plaats. Te Ostende waren door het veelvuldige schieten van vele stukken de
laadgaten dermate verloopen, dat men den arm er in kon steken (Archief R. v. St. N°. 2287).
(2) Res. H. 24 Juni 1606. N°. 2287 van het Archief van den Raad van State bovat eene
uitvoerige „Lyste tot wat prysen de Heeren Staten allerley behoeften geduerende den
„oorlooge ingecoght hebben", alphabetisch en naar de jaren 1590 tot 1606 gerangschikt.
(-3) Archief R. v. St. N°. 2287.