179 die als metalen veldstukken op lichte affuiten tot veldgeschut gebezigd werden enwat de kalibers betreftook onder de draagbare vuurwapenen voorkwamen. Tot de buitengewone slangen rekende men de vliegende draak dragon volant de sirene of passemerde passevolant of passan- deaude sacre of secreten de valk. Bastaardslangen warende basilisk basilic de serpentyn serpentinserpentinede adder aspic de pelikaan pélican de valk en de kleine valk of falkonet. Ook be stonden mortieren van 6650 en 44 pond steen. Deze vuurmonden ont leenden hun naam aan dierenwaarvan gewoonlijk de afbeelding als ver siering op het stuk prijkteelk dier vertegenwoordigde een zelfde kaliber althans kalibersdie weinig van elkander verschilden. Van deze soorten waren betrekkelijk slechts weinige in 's lands magazijnen opgelegdde overige over de geheele Republiek verspreidmeest als eigendom van stad of gewest. Het voornaamste generaliteits-magazijn, te Dordrecht, bevatte geschut met bijbehoorende munitiete Delft werden de handgereedschap pen en de draagbare wapenen met munitie bewaard. De Staten-Gfeneraal gebruikten te velde hoofdzakelijk drie soorten van geschut: heele kanonnen van 48, halve van 24 en veldstukken van 12 pond ijzer (1). Een stuk van 48 pond wasvoor de speling, geboord op 52 de lengte bedroeg ll3/4 Mechelsche maat (2). In 12 uren konden 100 of minstens 80 schoten gelost worden, waarbij na elke 10 of 12 schoten de vuurmond werd afgekoeld met natte haren kleeden of met azijn. Bij eene elevatie van 45° en een lading van 2/3 van het kogelgewicht bereikte het projectiel een afstand van ongeveer 500 passen; de indringing op 400 voet bedroeg in klei 20 a 24, in zandachtige klei 12, in gewone aarde 15 a 17 voet. Een half kanon, lang ÏO1^ Mechelsche maat, was geboord op 28 pond. Bij het beleg van Ostende gebeurde het „dat den vyant schietende met een „halff canon op de meeste dickte achter de duynen naer de duynen naer „de broeck toe, door een heel kanon heeft geschooten, ende men conde „niet mercken dat de slagh vande kogel was gebroocken dewijle het soo „glat deur gepasseert was, alsoff het door cley waer geweest". De meester-generaal der artillerie was belast met de superintendentie over het grof geschut, de uitrusting, materialen, instrumenten, mu nitie mitsgaders over de officierenhandwerkerspioniers en treinarbei- ders, insgelijks over de ponten, de trek- en lamoenpaardende kanon niers en allen, dienst doende bij het geschut, als de scheepskapiteins (1) Het hier behandelde is hoofdzakelijk ontleend aaneen handschrift, getiteld: „Militaire Instructiën" (Archief R. v. St. N°. 2287.) (2) ll3/4 Mechelsche maat staat gelijk met 10183/400 Rijnlandsche voeten: een Rjjnlandsche voet is 11/ioo maal grooter dan een Mechelsche voet. 1 Nederlandsche el (meter) is gelijk aan 3.1852560 Rjjnlandsche voet, omgekeerd: 1 Rjjnlandsche voet 0.3139 Nederlandsche el. De Rijnlandsche maat bevatte de roede 12 voet, de voet 12 duim; de duim 12 lijn; de l\jn 12 punt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 203