190 9 December 1593. „Instructie voor de wagtmeesters in de Frontier- steden". (Recueil etc. I Nummer 21). 11 April 1595. „Placaet, tegen de infractie van de sauvegardenende „onordentlick uytloopen van de soldaten" (G. P. B. II 107). 7 November 1596. „Placaet, jegens d'ezcessen van 't Krijghsvolck „in de Landen van Breda, Bergen en de Swaluwen" (Gr. P. B. II 135). 6 Februari 1599.. „Ordre, tegen d'excessen der soldaten in de Yeluwe" (G. P. B. II 138). 16 Juni 1600. „Instructie voor de Auditeurs-militair in de Frontier- „steden" (Recueil, etc. I Nummer 20). 18 November 1600. „Acte tegens de foulen en excessen van het „krijghsvolck" (Gr. P. B. II 2237). Voornamelijk in Gelderland en Zutphen. Art. V van deze acte luidt: „Item, daer goetgevonden wort Ruyteren „ofte soldaten op hazardt op den vijandt te laten uytgaen, sal 't selve „moeten geschieden uijt die steden, in de quartieren daer elck guarnisoen „is houdende, sulcks dat die Ruyteren uyt Brabandt niet door Gelderlandt, „ende die van Gelderlandt niet naer Brabandt en sullen mogen pas- „serensonder expressen patentende sullen sulcke Ruyteren „ende soldaten gehouden syn te teeren op hare eijgen Beursse". 14 December 1600. „Placaet, inhoudende ordre tegen d'absentie der „officieren ende onordentlijck uytloopen der soldaten" (G. P. B. II 179). 3 November 1601. „Acte voor de capiteinen, om hare verloopen sol daten te lichten ende apprehenderen" (G. P. B. II 2244). 4 Augustus 1603, 22 Januari en 3 Juni 1604, 24 Juni 1606 en 13 Mei 1607: „Placaten, waer bij den overlast en foulens der soldaten „verboden, ende op het in en doortrecken ofte uytloopen der selver op „Neutrale of contribuerende Landen, precise ordre gestelt werd (G. P. B. II 111; Art. I bedreigt zelfs de AdmiralenColonelsoversten en mindere officieren en soldatendie zich hieraan schuldig maken in nabuur- neutrale- of contribuerende landen, met straffen aan den lijve). 19 Januari 1605. „Placaet, waer bij d'excessen van het krijghsvolck „op de Stadt, Landen en Ingesetenen, van Dortmont verboden werdén" (G. P. B. II 123 betreft voornamelijk strooperij en rooverij van de ruiterij).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 214