192
AANTEEKENING N°. 4 (blaclz. 9).
Nadat een groot gedeelte van het Engelsche secours bestemd was om
deel te nemen aan den tocht naar Spanje en Portugal, de Staten-
Generaal hadden aangedrongen om het achtergebleven deel voltallig te
maken, zooals bij tractaat was bepaald, geven onderstaande resolutiën
een beeld van het verloop dezer zaak. Tevens blijkt daaruit hoe lang
't duurde, alvorens alles was geregeld.
Res. S. G. 15 Juli 1569. Voorstel van den Engelschen ambassadeur
om de sterkte van het secours op zooveel ruiters en soldaten te be
palen als gedurende vier zomermaanden noodig blijken te zijn. De
Staten-Generaal merken hierbij op, dat van de 5000 soldaten op het
oogenblik meer dan de helft ontbraken, van de 1000 ruiters meer dan
drie-vierden.
Res. S. G. 15 Augustus 1589. Aangezien van de 600 ruiters, aan
gevraagd om met generaal Norris naar Portugal te gaan, slechts een
deel beschikbaar warengaf de koningin den wensch te kennenhen te
vervangen door 1200 man te voet.
Res. S. G. 16 Augustus 1589. De Staten-Generaal verklaren dat het
getal van 1000 ruiters, welke volgens de overeenkomst met Engeland
aanwezig moesten zijn, nimmer 500 had bedragen. Het aantal, voor
generaal Norris bestemd, bedroeg geen 200 ruiters, die in Engeland
waren gecasseerdde overigen waren ingedeeld in 3 vanerivan lord
Willoughby, William Russell en William Parcker, ter gezamen.
lijke sterkte van 250 paarden. De Staten verlangden zich te houden
aan het tractaat van 1000 ruiters en 5000 voetknechten. Zij wilden wel
de 1200 man ontvangen, doch in afwachting van verdere aanvulling,
anders door het verstrekken der noodige fondsen om ze in de naburige
landen te lichten.
Res. S. G. 31 Augustus 1589. De 1200 man zullen gesteld worden
onder het bevel van sir Francis Yere.
Res. S. G. 20 September 1589. Vermelding dat de 1200 man op
18 September in Zeeland zijn aangekomen.
Res. S. G. 3 Februari 1590. In de voorgestelde veranderingen is
nog niet toegestemd. Indien door de ontvangen versterkingen het voet
volk meer dan 5000 hoofden had bereikt, zou het meerdere door de
Staten-Generaal worden betaald.
Res. S. G. 27 Februari 1590. Uit Engeland worden overgezonden
„casacquen, broeken, onderkousen, hemden, schoenen, hoeden, bonnetten"
en andere kleedingstukken voor de soldaten van liet secours. Zulks is
in strijd met de privilegiën van den Lande en met het welvaren der
ingezetenen, die van hun handwerk moeten leven. De gouverneurs van
Ylissingen en Brielle worden derhalve verzocht, dit volgens den door
hen afgelegden eed te beletten.