205 te voren aan de Staten-Generaal bekend gemaakt (Res. S. G. 21 Juli 1594). Jhr. Jacob van Brienen ontving commissie van luitenant en overste-hoofdman der stad Groningen en de Ommelanden (Res. S. G. 9 en 15 Augustus 1594). Omtrent de eerste troepen op de repartie van Groningen, zie Hoofdstuk III. Sommige der bij de overgave aan de Generaliteit overgeleverde vuur monden waren vroegerop last van Caspar de Robles gegoten uit metaal van stedelijk geschut en voorzien van het koninklijke wapen. In 1619 vroeg de stad 15 stukken dezer soort aan de Generaliteit terug. Aange zien hieraan niet voldaan kon wordenontving de stad de noodige hoe veelheid spijs voor 7 halve kartouwen, berekend tegen 1710 per vuur mond (Res. S. G. 10 Augustus, 5 en 26 September 1619). 't Zou nog geruimen tijd duren alvorens Stad en Ommelanden 't met elkander eens werden; wegens handels- en andere belangen viel het zeer moeilijk eene regeling te treffen omtrent de wederzijdsche geldelijke verplichtingen, vooral de quote. De Staten-Generaal deden meermalen uitspraak in de hierover ontstane geschillen, maar geen der partijen onderwierp zich daaraandientengevolge werden de reeds geconsenteerde bedragen niet opgebracht. Ingevolge hunne sententiën van 21 Januari 1597 en 8 Maart 1599 besloten de Staten-Generaal over te gaan tot een gewelddadige executie tegenover de stad en de Ommelanden: een maatregel, welke velen in den lande met bezorgdheid gadesloegen, als in strijd met de belangen van het bondgenootschap. Zij droegen de te nemen maatregelen op aan den Raad van State (Seer. Res. S. G. 5 Februari 1600). Jhr. Olivier van den Tympel, heer van Corbeeck, zou met eenige vanen en vendelen beide partijen tot betalen dwingen door gebruik te maken van lontreclit (plundering en brandstichting), de magistraat te vervangen, enz. (Seer. Res. S. G. 27 en 28 Februari 1600). Door tusschenkomst van graaf Willem Lodewijk van Nassau kwam de heer van Corbeeck op 16 Maart met 2 vanen en 13 ven delen in de stad, waar zich reeds 11 vendelen bevonden. Aangezien deze sterke bezetting voor de bevolking te bezwaarlijk was, werd den ingenieur Jan van Rijswijk opgedragen om een „retranchement van „eirde, by forme van casteel" te bouwen. In Juni 1600 riep Prins Mau- rits den heer van Corbeeck met 2 vanen en 6 compagnieën terug om deel te nemen aan den tocht naar Vlaanderen. De magistraat was toen reeds vervangen en het retranchement voldoende in staat van verdediging gebracht, zoodat verdere handelingen zonder gebruik van of bedreiging met den sterken arm konden gevoerd worden. Eerst in 1602 werd aan de stad Groningen het voorrecht tot oprichting van schutterij verleend (Res. S. G. 10 Juli 1602, ter sterkte tusschen de 400 en 500 hoofden; Res. S. G. 3 December 1602, ordonnantie op de schutterij). Het afbreken van het kasteel werd toegestaan bij Res. S. G. 21 Februari 1607. Johan van Corput was toenmaals aldaar comman deur (Res. S. G. 12 en 17 Maart 1607).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 229