206
AANTEEKENING N". 19 (bladz. 34).
De „gemutineerden" te Sichem behoorden tot allerlei natiën, Italia
nen van don Gaston de Spinola Ieren van William Stanley den ver
rader van Deventer in 1586, enz. Hun getal bedroeg ongeveer 1000 man
voetvolk en 700 ruiters; zij kozen Stephano Capriano tot hun electo
en Jebonimo Spadino tot gouverneur van Sichem. Georgio Malagni
was overste der ruiterij (Italianen). Zij zonden afgevaardigden naar den
Haag met verzoek om hulpwanneer Sichem belegerd werdbeloofden
hunnerzijds geen vijandelijkheden tegen de Republiek te plegen doch te
blijven muiten tot een accoord omtrent de afbetaling was getroffen,
waarna zij het land zouden ontruimenomzoo mogelijkin dienst van
koning Hendrik IY van Frankrijk te treden. Hun werd hulp toegezegd
o. a. 4 a 5000 pond buskruit uit het magazijn van Breda (Res. S. G. 7
en 8 December 1594).
Toen de vijand het beleg voor Sichem sloeg en de Staten wegens af
wezigheid hunner cavalerie en andere troepen in Frankrijk niet bij machte
waren steun te verleenen, begaven de „gemutineerden" zich naar Tete-
ringen, vervolgens naar Tilburg (Res. S. G. 9 en 19 December 1594) en
verspreidden zich over Waalwijk, Besoyen en Sprang, dorpen in
de Langstraat, van waar weldra klachten over hun gedrag inkwamen
(Res. S. G. 22 December 1594). De Staten-Generaal gelastten nu aan
Prins Maurits een 30tal compagnieën naar Gorinchem of Heusden te
zenden ter voorkoming, dat de „gemutineerden" de rivier overstaken
(Res. S. G. 28 December 1594). Prins Maurits vertrok den 31sten De
cember met zijne garde naar Gorinchem.
Onderwijl vroegen 250 Ieren om in Statendienst te treden, mits alle
voorgaande vergrijpen werden gepardonneerd; de Staten-Generaal be
sloten daartoe onder bepaling dat zij over verschillende compagnieën
zouden verdeeld worden. Pardon werd verleend aan alle Iersche soldaten
wier bevelhebbers indertijd DeventerGelder en de schans voor Zutphen
aan den vijand hadden overgeleverd (Res. S. G. en Res. R. v. St. 27 De
cember 1594- en Res. S. G. 3 Januari 1595). Dientengevolge en door de
maatregelen van Prins Maurits verdween bij den ingevallen strengen
vorst alle vrees voor invallen des vijands aan deze zijde der rivieren.
In het begin van 1595 deden de Spanjaarden aan de muitelingen voor
stellen tot verzoeningmeest waarschijnlijk zouden deze tot uitvoering ge
komen zijn, indien Heraugière zich niet meester had gemaakt van Hoei
(7 Februari), waarom zij, wegens nabijheid der Staatsche troepen, de
onderhandelingen met de Staten-Generaal niet durfden afbreken.
Hoewel de „gemutineerden" de voorkeur zouden gegeven hebben aan
een vaste verblijfplaats (Res. S. G. 16 Januari 1595), vertrokken zij
achtereenvolgens naar Ter Heyden (14 Januari), Geel (7 Februari),
kort daarna naar Tienen. De buitengewone rivierbewaking werd nu