225
gen te vervangen door sir Francis Yere, waarvoor de toestemming van
koningin Elisabeth van Engeland noodig was; in afwachting daarvan
werd jhr. Karel van der Noot gedurende het beleg belast met het bevel
(Ees. R. v. St. 17 Januari, 3, 6, 20 Maart, 7 Juli en 26 November 1601),
en hem tijdelijk ook het gouvernement opgedragen (Ees R. v. St. 5 en 6
Maart 1601).
De Res. S. Gr. van 7 Juli 1601 committeerde sir Francis Yere, generaal
over de Engelsche compagnieën en gouverneur van den Briel, om het
generaal-commandement te voeren over de „legerswijse" d. i. de actieve
verdediging door middel van het leger, buiten de vesting opgesteld en
verschanst. Generaal Vere werd door deze benoeming boven den gou
verneur van der Noot gesteld; hij aanvaardde op 21 Juli het bevel en
verdeelde de 28 compagnieën van deze landen binnen Ostende onder
twee kolonelschappenvan den gouverneur en van jhr. Johan van Huch-
tenbroeck. De compagnieën Engelsehen zouden op overeenkomstige wijze
worden ingedeeld (Res. S. G. 22 Juli 1601).
N°. 2603 van het archief van Holland (Algemeen Rijksarchief) bevat
een bundel stukken betreffende het beleg van Ostende. Hierin komt o. a.
voor eene teekening van de hutten tot legering van den troep, waaruit
kan blijken, met welke kleine ruimte men zich moest tevreden stellen.
N°. 1voor den kapitein of commandant.
N°. 2, 3 en 4, elke voorzien van 10 bedsteden van 4 voet breedte en
6 voet lengte: een bedstede voor 2 man. In het midden de stookplaats
daarboven in het dak een pijp van H/2 voet in het vierkant tot door
lating van de rook.
N°. 5, bestemd voor 2 zoetelaars.
AANTEEKENING N°. 45 (bladz. 64).
Op 1 October 1601 werd in den krijgsraad medegedeeld, dat de
Engelschen reeds 70 officieren verloren hadden; de chirurgijns verklaarden
dat ze 500 armen en beenen hadden afgezet (Philippe Fleming, „Be-
legheringhe der stad Ostende").
15
NSJ N°Z. A7P3. 7V94. TV?5.
f72voet 20voet1»20voet20voet72voet