238 „admirael Heemskercke vromel. memorie, dat men den suppl. sal doen „verstrecken 50 eensende toeleggen een extraordinaris tractement van 12 ten 42 dagen zoo wanneer hij hem onder een compaignie van den „Lande in actuelen dienst zal hebben begeven, boven de soldij die hij „van den capiteijn zal bedingen". Om gelijke redenen en onder dezelfde voorwaarden ontvingen de oud-scheepskapiteins Claes Jacobsz. Copdrayer (Res. S. G. 2 en 25 Februari 1610) en Adriaen Jacobsz. Roest (Res. S. G. 22 Maart 1610) 50 voor eenmaal en 12 boven het traktement van een adelborst. Tal van andere scheepskapiteins ontvingen mede de extra ordinaris toelage, als zij in dienst traden bij een compagnie te paard of te voet (Res. S. G. 6 en 15 Maart 1610, enz.; de Res. van 20November spreekt van een gewezen „hopman" van een schip van oorlog). Jacob Hermansz., gediend hebbende als provoost-generaal, werd bij Res. S. G. 31 Maart 1612, als erkentenis voor zijne „mannelycke compertementen in den slach voor Gibraltar", vereerd met een extra-ordinaris traktement van 6 ter maandte betalen door de compagniewaarbij hij in dienst was of komen zou. AANTEEKENING N". 62 (bladz. 88). In het begin van Juni 1607 gelastte men een algemeene monstering, na afloop waarvan de kapiteins geen recruten meer mochten aannemen; de bij de monstering onvoltallige compagniefin zouden gecasseerd worden (Res. S. G. 6 Juni). Door ontvangst van de Fransche subsidie ad 600.000 was men in staat de troepen gedurende drie maanden geregeld te betalen, binnen welken tijd de Staten-Generaal hoopten „ongemoles- „teerd te blijven om betaling van hare ordonnantiën, opdat zij op andere „gewichtige saken van den Lande mogen besoigneren" (Res. S. G. 7 Juni). Eenige compagnieën werden gecasseerd, allereerst die van de kapiteins Daniël Ramsay (Schotten) en Sebastiaan Pekel (1). Nog werd gelast de compagniefin na de gehouden monstering niet te versterkenookom de compagniefin niet aan anderen te geven, wanneer de kapitein mocht overlijden; alle ritmeesters en kapiteins moesten zich in de garnizoenen bij hunne compagnieën ophouden (Res. S. G. 13 Augustus en Res. H. 20 Augustus); het verplichte verblijf in de garnizoenen werd nogmaals (bij Res. S. G. 22 November) bevolen, op straffe van cassatie. Bij de monsteringen waren allerlei misbruiken gebleken, ook op het stuk van de passevolantèn (Res. S. G. 3 en 9 October 1607). De Staten van Holland namen den gewichtigen maatregel om voor taan de openvallende plaatsen van luitenant en vendrig aan zich te (1) Sebastiaex Pekel was zyn vader Joh an na overladen als kapitein opgevolgd (Res. H. 17 Januari en Res. R. v. St. 19 Januari 1606). Hij werd later ritmeester in Zweedschen dienst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 262