240
zonen, die hun jongelingsjaren in Engeland doorbrachten. De oudste,
Emanuel, geboren in 1568, nam in 1596 deel aan de expeditie naar Cadix
en behoorde tot de edelheden-avonturiersdie onder graaf Lodewijk
Gunther van Nassau onstuimigen moed aan den dag legden (1). Kort
na aankomst in April 1597 met zijn broeder uit Engeland te 's-Gra-
venhagetrad hij in Staatschen dienst op een traktement van 100 kronen
ter maand (2); zijn broeder nam dienst bij den koning van Marokko.
Don Emanuel raakte verloofd met gravin Emilia eenige nog in leven
zijnde volle zuster van Prins Maurits. De prins kantte zich ten
sterkste tegen de verbintenis wegens verschil in geloofsbelijdenis en
wijl don Emanuel geen bewijs kon leveren van wettige geboorte: in
zoo verre don Antonio alle aanspraken op de kroon van Portugal
aan koning Hendrik IV van Frankrijk vermaakt had. Toch kwam op
7 November 1597 het huwelijk tot stand; de jonggetrouwden vestigden
zich voorloopig te Wesel (8). Hoewel in onmin levende met Prins
Maurits ontving don Emanuel, ter wille zijner echtgenoote, geldelijke
en andere ondersteuning van de Staten-Generaal en van de Staten van
Holland ten einde tegen den gemeenschappelijken vijand te kunnen op
treden. In 1605 kreeg hij vergunning om alhier twee schepen van
oorlog uit te rusten, waartoe de Generaliteit hem leende: 12 ijzeren
stukken weldra vervangen door 16 ijzeren kamerstukken 12000
pond buskruit, 8000 pond kogels, musketten met forketten, bandeliers
en stormhoeden, 200 stuks van elk, 50 geheele en 72 halve spiesen,
4000 pond lood tot musketten, 1000 pond lont en 300 granaten (4);
later nog 4 ijzeren stukken, 50 corseletten voor de spiesen en „ram-
partten", lepels, wisschers en dergelijke behoeften, 4 kleine metalen
stukken geschut, schietende 8 of 10 pond, met toebehooren (5). Op
zijne aanvrage om hulp voor het aangaan eener leening van 20.000
tot uitrusting en onderhoud der schepen en bemanning, ondersteun
den de Staten van Holland hem met een crediet van 15.000 voor
twee jaren op interest (6), terwijl de Staten-Generaal commissie ver
leenden aan de kapiteins, die op de schepen van don Emanuel het
bevel zouden voeren (7).
Don Emanuel trad dus op als kaperkapitein, waarbij de buit groo-
tendeels aan den Staat kwam. Een enkele maal stond men hembij
uitzondering, het recht van den lande af op de buit, behaald door
te zijner kosten en lasten in zee gezonden schepen en jachten (8).
(1) Zie bijlage VII.
(2) Res. H. 9 Mei 1597.
(3) Men leze de bijzonderheden in het Journael van Anthonis Duijck, II 422.
(4) Res. S. 6. 28 Juli en 1 Augustus 1605.
(5) Res. S. G. 3, 14 en 26 September 1605.
(6) Res. H. 29 Augustus en 13 September 1605.
(7) Res. S. G. 6 en 18 October 1605.
(8) Res. H. 15 Februari 1606.