242 Staten hun voordeel wilden doendoch de Duitschers zich geenszins tevreden betoonden, zoodat de uitbetaling in goud plaats had. De vanen (standaards) en trompetbekleeding kwamen voor rekening van de Staten (Res. S. G. 16 April 1602). De ritmeester Nicolaas Schmelsingh werd naar Wesel en Keulen ge zonden tot aanschaffing van wapens, met 400 voor reiskosten (Res. S. G. 1 en 2 Mei). Hij kocht o. a. 250 rustingen tegen 12 rijksdaalders per stuk (Res. S. G. 16 en 17 Mei). Ook de vijand deed aldaar zijne inkoopen, hetgeen Schmelsingh moest voorkomenop de hoedanigheid viel veel aan te merken (Res. S. G. 23 en 30 Mei, 7 en 20 Juni 1602). Yele wapenen waren door toedoen van Johan Sigismund markgraaf van Brandenburghertog in Pruisen en in Ansbachin leenbruik ont vangen; graaf Johan van Nassau (de Middelste) gaf zich veel moeite voor de werving. Beide vorsten ontvingen eene dankbetuiging van de Staten-Generaal voor hunne bewezen diensten (Res. S. G. 20 Juni 1602). AANTEEKENING N°. 68 (bladz. 107). In Duitschland en elders werden omtrent dezen tijd onder de dra gonders ook piekeniers te paard aangetroffenhier te lande bepaalde men zich tot de in den tekst aangegeven soort. De dragonders waren zeer geschikt om op buit in 'svijands land uit te gaan, zooals dikwerf uit daartoe gunstig gelegen garnizoenen plaats greep. Toen jhr. Karel van der Noot, gouverneur van Sluis, als superin tendent in Vlaanderen klaagde, dat zulks in Vlaanderen mede geschiedde uit garnizoenen, waarover hij geen gezag uitoefende, ontving hij tot antwoord, dat buithalers overal heen mochten trekken, wijl de oorlog door de vereenigde gewesten gemeenschappelijk gevoerd werd en het verlof tot buithalen een gemeenschappelijk gebruik betrof (Res. S. G. 13 Juli 1606). De dragonder-kapitein Hendrik Elderen kreeg bijzondere vergunning om op buit uit te gaan (Res. als voren). AANTEEKENING N°. 69 (bladz. 107). Bij de afdanking van een groot deel der Fransche krijgsmacht boden meerdere Fransche edellieden aan om een compagnie paarden in Staten-dienst te brengen tegen een aanritsgeld van 1000 kronen. Prins Maurits stelde voor hierop in te gaan en compagnieën ruiters van minder gehalte af te danken (Res. S. G. 13 Maart 1606). De Staten-Generaal besloten twee compagnieën Fransche kurassiers van 150 ruiters aan te nemen, tegen een aanritsgeld van 12 per hoofd, benevens vrij vervoer met schepen van Calais, mits betalende het schoorsteengeld eene nieuwe belasting (Res. S. G. 29 April; 17 en 27 Mei). Op aanbeveling van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 266