koning Hendrik IV werden den heer van Faucourt 3000 toegezegd, als hij op zijne kosten een compagnie van 100 kurassiers te Bergen-op- Zoom aanbracht (Res. S. G. 19 Mei). Overeenkomstig het besluit om eenige compagnieën dragonders in dienst te nemen werden met den kapitein Serocques en den luitenant van den heer van Chastillon (Ottigues) onderhandelingen geopend tot werving, elk van een compagnie van 200 dragonders tegen een loopgeld van 2000. Schijnbaar wegens het vergevorderde jaargetijde, inderdaad uit geldnood, ging de zaak niet door (Res. S. G. 16 en 30 Juni, 1 Juli). Allengs kwamen vele Franschen in het land. In Juni werd een compagnie te voet van Pierre de Caumont, markies van La Force gemonsterd (Res. S. G. 13 Maart en 9 Juni); te Dieppe waren twee compagnieën ruiters gereed om te worden overgebracht (Res. S. G. 16 Juni). Te Rotterdam kwam aan de heer van Boucaerts (of Boccaerts), „cornette blanche" van den koning, met 20 edellieden en 60 paarden. Feitelijk traden in 1606 slechts twee compagnieën ruiters in Staten-dienst, die van Le Metz en Villebon. AANTEEKENING N°. 70 (bladz. 138). Bij Res. S. G. 11 September 1578 was bepaald dat het wapen der Generaliteit zou bestaan uit een gouden veld met rooden, gekroonden leeuwhoudende in de rechterklauw een zwaardin de linker zeventien pijlen, omwonden door een lint, waarop het woord „Concordia". Reeds spoedig na het sluiten der Unie van Utrecht namen de Noordelijke ge westen dit wapen over, doch met zeven in plaats van zeventien pijlen. Het zegel van den Raad van State was in overeenstemming met laatst bedoeld wapen. Aangezien de roode leeuw op gouden veld tevens was het wapen van de Provincie Holland, veranderden de Staten-Generaal in 1617 hun wapen met omgewisselde kleuren d. i. een gouden leeuw op rood veld. AANTEEKENING N°. 71 (bladz. 143). (Res. H. 31 December 1596). Approbatie van het contract tusschen hopman Pruyt en Gerrit Ryckelsma te 's-Gravenhage, wegens leve ring van 100 „Wambaisen" (wambuizen), waaronder 20 van „boeken leer"; 50 „mandilien" (mantilles, kleedingstukken met af hangende mouwen) 100 „paer bocxen, van boven wat gecattonneert ende met linnen gevoerdt"; 100 „hembden", 100 „paer hoosen" en 100 „paer schoenen". (Res. R. v. St. 19 Februari 1597). 200 stormhoeden te doen stoffeeren bij Herman Pietersz., tegen 10 stuivers het stuk. 243

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 267