I te doen gelden. Als het op handelen aankwam hadden de Staten- Generaal in facto het heft in handen en werden dan gerugsteund door Holland, den machtigste der bondgenooten en die meer dan de helft der oorlogskosten opbracht. Eeeds in 1589 begonnen de Staten-Ge- neraal aan de macht van den Raad van State te tornen; zoodat deze niets meer dan een theoretisch gezag behield. Na 1591 berustte het opperbestuur dan ook practisch hij de Staten-Generaaldie sinds 1593 voortdurend zitting hielden (1). Geen wonder, dat Prins Maurits, die zich bij vele gelegenheden een dienaar der Staten-Generaal noemde, zijn steun bij dit college zocht, niettegenstaande hij zelf tot den Raad van State behoorde. Tot beleid van den oorlog ter zee waren reeds gedurende het be stuur van den graaf van Leicester drie admiraliteits-colleges opgericht, welke na zijn aftreden met nog twee andere onder een opper-admiraliteits- college vereenigd werden. Prins Maurits stond als admiraal-generaal der Unie aan het hoofd. Toen dit hooge college in 1593 tot groot nadeel der eenheid in het bestuur van het zeewezen werd opge heven, bewerkte de Prins in 1597 de oprichting van vijf nieuwe admi raliteits-colleges, namelijk drie voor Hollandte Rotterdam, te Amsterdam, beurtelings te Enkhuizen en Hoorn, een voor Zeeland te Middelburg en een voor Friesland te Dokkumlater te Harlingen. Deze admiraliteiten kwamen onder het oppergezag van de Staten-Generaal en van den admiraal-generaal. Na langen strijd tusschen de Staten-Generaal en de Provinciale Staten bleven laatstgenoemden feitelijk in de meeste opzichten meester van de opperheerschappijde stadhouder en de hoven van justitie waren aan hen ondergeschikt. Niettemin was het ambt van stadhouder zeer aanzienlijk; behalve zijne andere functiën was hij opperbevelhebber der gewestelijke krijgsmacht; hij had, zoo wat haar gebruik als wat de aanstelling der bevelhebbers aanging, groot gezag (2). Prins Maurits ontving den 19den Juli 1588 commissie als kapitein-generaal over het volk van oorlog liggende in Brabant en Vlaanderen, op 31 Augustus als admiraal- generaal der Vereenigde Nederlanden (3). Tot kapitein-generaal der Unie (1) De commissiSn voor de verschillende militaire betrekkingen, voortaan als regel ingeschreven in de commissie-boeken van den Raad van Statestonden grootendeels op naam van de Staten-Generaal. Voorts zij aangeteekend dat de stadhouders of kapiteins- generaal, zoomede de gouverneurs van vestingen, door de betrokken provinciën benoemd werden. De stadhouders benoemden de kapiteins en ritmeestersin den regel ook de luite nants, op voordracht van de Provinciale Staten. Aanstellingen tot lagere rangen geschiedden door de kapiteins en ritmeesters, terwyi in de vreemde regimenten de luitenants en vendrigs werden benoemd door den kolonel op advies van den compagnies-commandant en met voor kennis van den Stadhouder. (2) Zie Aanteekening N°. 1. (3) C. S. G. van genoemde data. By Res. S. G. 27 April 1589 werd de Prins benoemd tot hoofd van het college van superintendenten, belast met het opperbevel over den oorlog te water, welk college bij Ros. 30 December 1593 werd opgeheven en vervangen door colleges

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 28