2S5 van een standmodel, ter vervanging van de in gebruik zijnde maten van allerlei afmetingen „op ende naer dewelke allerhande wercken „van fortificatiënmuerwerken, etcende alles anders zal gemaeckt „gemeten ende geestimeert werdden hebbende daerover den math e- „maticien Symon Stevin ontboden, ende hem belast de roede te doen „maeken op ende volgens de mate van Sijn Exellencie, die hij Stevin „daertoe verthoont, die welcke is de Rijnlandsche roede" (1). De Rijnlandsche roede, van 12 voet, de voet van 12 duim, de duim van 12 lijn, bezigde men gedurende het bestaan der Republiek en nog ver in de 19de eeuw voor genie- en andere werken. Prins Maurits verlangde de oprichting van een leerstoel aan de Leidsche Universiteit voor „telconst" en landmeten, voornamelijk ten dienste van aanstaande ingenieurs, volgens eene instructie, door Simon Stevin op gesteld. Volgens deze, gedateerd op 9 Januari 1600, moesten de lessen niet in het latijn, doch in de Nederlandsche taal gegeven worden, aan vangende met de vier hoofdbewerkingen van de rekenkunde en den regel van drieën, eindigende met den sterkte-bouw in de praktijk, waarbij theorie en praktijk elkander op oordeelkundige wijze afwisselden; na afloop van den cursus, mochten de leerlingen zich aan ander acade- misch-onderwijs wijden (2). Ludolf van Keulen wordt het eerst genoemd als hoogleeraar in den vestingbouw. Een zijner opvolgers, Petrus van Schooten, vermeende dat het gebruik der moedertaal bij het onderwijs aan zijne waardigheid te kort deed en wist in 1669 te bewerken zijn colleges in het latijn te mogen gevenvan dit oogenblik begon de opleiding van aspirant-inge nieurs aan de hoogeschool te kwijnen: nog vóór het uitbreken van den Oos- tenrijkschen erfopvolgingsoorlog leverde Leiden geen ingenieurs meer af (3). (1) Res. R. v. St. 14 Februari 1604. (2) Register rakende de Universiteit, 1596—1618, bladz. LXIII. (3) Zie voor nadere bijzonderheden F. de Bas „Prins Frederik der Nederlanden en zijn tijd", Deel IV, bladz. 114.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 309