7 nieën verliepen, aan 't muiten sloegen of naar den vijand overgingen. Het eenvoudigst ware geweest om ze te casseerenmaar daarvoor was eveneens geld noodig: cassatie toch zonder afbetaling was ondenk baar. Wanneer de ongerepartieerde troepen voor enkele maanden in dienst waren genomenwerden zij betaald uit de extra-ordinaris con senten. Troepen, die om andere reden ongerepartieerd bleven, moesten door den Raad van State betaald worden uit bijzondere inkomsten, verkregen uit contributiënsauvegardenbrandschattingene. d. g. Zooals nader zal worden medegedeeldmoesten sommige korpsen zelf in de daartoe aangewezen landstreken de contributiën tot hun onder houd ophalen.De ongeregelde betaling hadin verband met den geest van oorlogvoeren in dien tijd, nog een ander euvel tengevolge. In som mige garnizoenen aan de grenzen kreeg de bezetting vergunning om buit te maken op vijandelijk gebied, waarbij het met de begrenzing niet al te nauw werd genomen. Men roofde zoowel in landstreken, die reeds onder contributie stondenals in naburige statenvoorname" lijk in Duitschland, zelfs op eigen bodem, hetgeen aanleiding gaf tot uitvaardiging van plakkaten, die wel scherp gesteld maar niet altijd uit te voeren waren (1). Intusschen waren de Staten-Generaal bedacht om een staat van oorlog op te maken, waarbij aan elke provincie een deel van het krijgsvolk ter betaling werd toegewezen (gerepartieerd)tevens de sterkte en in richting van het leger in overeenstemming met de geldmiddelen ge bracht werden (2). De betalingen zouden voortaan geschieden per maand gerekend op 48 dagen; voor de hooge ambten werd deze gesteld op 32 dagen. Alle niet op den staat van oorlog voorkomende officieren werden beschouwd als te zijn gecasseerd (3). Voorts verzochten de Staten-Generaal aan den Raad van State om orde te stellen dat de niet in doorloopenden of vasten dienst staande troepen zouden worden betaald uit de contributiën en brandschattingen van de platte landen van Bra bant, Vlaanderen, Overijssel en Drenthe en voor zooverre deze onvol doende bleken uit de extra-ordinaris consenten der provinciën (4). Door een en ander hoopte men aan de geldelijke verplichtingen te kunnen voldoen. Hoewel men nog menigen tegenslag zou ondervinden was een belangrijke stap in de goede richting gedaan. Een andere gelukkige omstandigheid, welke niet alleen aan de geld zaken maar vooral het leger en den staat ten goede kwamwas dat de krijgsmacht onder het oppertoezicht kwam van slechts twee stadhou- (1) Zie Aanteekening N°. 2waarin tevens zijn opgenomen plakkaten en akten om daar tegen te voorzien. (2) Eene kleine traktements-verhooging voor de musketiers en de spiessen (piekeniers) ging hiermede gepaard. Zie sterkte- en betalingslij sten, Bijlage XI. (3) Res. S. G. 4 Juni 1588. (4) Res. S. G. 5 Augustus 1588.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 31