296 van 7 stuivers per man en per dag, zooals ook in het jaar 1600 was geschied (1). De steden van Holland werden dientengevolge gerepar- tieerdals volgtAmsterdam 600 man in 2 of 3 vendelsDordrecht Delft, Leiden en Haarlem, elk 200 man RotterdamGorinchem, Gouda, Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen, elk 150-Schiedam en Woerden met Oudewater, elk 100 of 150-Edam, Monnikendam, Medemblik en Enk huizen, elk 100 man. Bij elke compagnie moesten zijn een kapitein, een vendrig, een korporaal per 50 man en 2 tromslagers. De officieren en de helft der manschappen voerden spiessen, een vierde musketten, de overigen roers. De steden hadden te zorgen voor de vaandels en de wapening (2). Behalve deze waardgelders deden in sommige vestingen ook burgers dienst voornamelijk voor bezetting van wachteno. a. te Breda (3), of werden soldaten in waardgeld aangenomen, zooals te Wil lemstad (4). De waardgelders werden den 27sten September 1602 weder afgedankt (o). In 1603 bezetten waardgelders gedurende 3 maanden de frontiersteden (6). Op den voet van het jaar 1602 (7), lichtte men in 1604 wederom waardgelders, teneinde een leger bijeen te kunnen brengen tot ontzet van Ostende, oorspronkelijk 1200 (8), later 2000 man (9). De Staten van Holland wilden geen Franschen, Schotten en Engelschen onder de waard gelders laten aannemen. Aangewezen werden Delft voor 200 man Botterdam en Gorinchem elk 150, Gouda, Schiedam, Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen, elk 100 man (10); later nog Amsterdam voor 300 man, Haarlem en Leiden elk 150, Dordrecht, Delft, Gouda, Rotterdam, Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen, elk 100 man (11). Burgers moesten het te kort aan waardgelders aanvullen (12). (1) Res. S. G. 8 April 1602. (2) Res. H. 8 April 1602. Rotterdam was eerst aangewezen voor 200 man (Res. H. 17 April), later voor 150 man (Res. H. 25 April). De gewone waardgelder ontving 6 stuivers. De zevende stuiver was bestemd tot betaling van den kapiteinde officieren en de geappoin- teerden. De repartitie klopt niet met het totaal van 3500 man, waarop Holland gesteld was. (3) Res. S. G. 30 Juli 1602. (4) Res. H. 29 Mei 1602, waarbij de wachtmeester Maerten Bernard gelast werd te lichten 60 soldaten in waardgeldnl. 25 musketiers25 roers en 10 spiessen. (5) Res. S. G. 27 September 1692, behalve voorloopig de waardgelders binnen Heusden en Crevecoeur, wegens het heerschen van de pest aldaar. (6) Ros. H. 10 Juli 1603. (7) Gerekend tegen 7 stuiver per man en per dag door elkander. (8) Res. S. G, 5 April 1604. Holland 800, Zeeland 200, Utrecht 200 man. (9) Res. S. G. 18 en 21 Mei 1604 Gelderland 200 (in 1 of 2 compagnieën)Holland 1000 (7 of 8 compagnieën), Zeeland 200 (1 of 2 compagnieën), Friesland 400 (2 of 3 compag nieën), Overijssel 100 (1 compagnie) en Groningen 100 man (1 compagnie). Bfi Res. S. G. 22 Juli 1604 nader bepaaldGelderland 150Holland 1200Zeeland 150, Utrecht 150, Friesland 200, Overijssel 100 en Groningen 100 man. (10) Res. H. 30 Mei 1604. (11) Res. H. 22 Juli 1604. (12) Res. H. 15 Juni en Res. S. G. 22 Juli 1604.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 320