297 Na de verovering van Sluis (19 Augustus 1604) gaf men Ostende prijs (20 September 1604). De waardgelders werden aanstonds afgedankt (1). Met het oog op de veldtochtsplannen van Prins Maurits in het volgende jaar 1605, besloten de Staten wederom 2400 burgers of waardgelders aan te nemen voor den tijd van zes weken of twee maanden, ingaande den 28sten April. Burgers zouden per dag 10 stuivers ontvangen, waard gelders die in geen jaar en een dag onder de ordinaris-compagnieën van den lande dienst hadden gedaan 7 stuivers. Hiervoor werden Gelderland gesteld op 100, Holland op 1400, Zeeland en Utrecht elk op 200, Friesland op 300, Overijssel en Groningen elk op 100 mannen (2). De Staten van Holland wilden dat jaar geen waardgelders aannemendes- gevorderd wel schutters of burgers (3). Zij sloegen de steden om voor 1700 man, n.l. Amsterdam 400, Leiden en Haarlem elk 200, Dordrecht en Delft elk 150, Alkmaar, Hoorn, Enkhuijzen, Gouda, Rotterdam en Gorinchem, elk 100 man, onder de gewone bepaling, dat waardgelders of burgers waaronder zich geen buitenlanders mochten bevinden of personendie binnen een jaar in dienst van den landen hadden gestaan door elkander betaald zouden worden tegen 7 stuivers per man en per dag (4). De loop der gebeurtenissen noodzaakte in Augustus 1605 nogmaals waardgelders of burgers op te roepentot verzekering van de frontiersteden in Brabant. Holland gaf hierin, als in zoovele zaken, het voorbeeld. Zestig gewapende burgers van Dordrecht vertrokken naar Geertruidenberg, 100 van Gorinchem naar Woudrichem (5); bovendien gaven de Staten consent tot het lichten voor één maand van 1000 of 1200 burgers of waardgelders en wel burgers tegen 10 stuivers daags en hunne officieren per compagnie tot 6, waardgelders tegen 7 stuivers, de officieren daarin begrepen (6). Het aantal van Dordrecht werd gesteld op 300, Amsterdam en Gorinchem elk op 200, Haarlem, Delft, Leiden, Gouda en Rotterdam elk op 100 man (7). De Staten-Generaal verzochton om de Hollandsche contingenten te bestemmen tot bezetting der frontieren omtrent 's Hertogenbosch en Willemstad, aan Zeeland om 150 man te zenden binnen Bergen-op-Zoom en aan Utrecht om 100 man te zenden binnen Grave (8). Eerst in 't laatst van 1605 werden allen afgedankt (9). Een resolutie der Staten-Generaal van 1 Juni 1606 riep tegen 15 Juni (1) Res. S. G. 4 en 18 October en 15 November 1604. Cornelis Meeusz. van Eyck, die in 1604 kapitein was geweest onder de waardgelders van Leidenwerd in het volgende jaar geappointeerd onder de compagnie van jhr. Arnout van Zuylen van Nyevelt op een trak- tement van 18 per 42 dagen (Res. H. 12 Januari 1605). (2) Res. S. G. 21 April 1605. (3) Res. H. 1 Maart 1605. (4) Res. H. 23 April 1605. (5) Res. H. 12 Augustus 1605. (6) Res. H. 24 Augustus 1605. (7) Res. H. 31 Augustus 1605. (8) Res. S. G. 31 Augustus 1605. (9) Res. H. 30 November—28 December 1605.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 321