8 ders prins Maurits en graaf Willem Lodewijk van Nassau in plaats van het groot aantal vroegere hoofden. Ook de generaals, die den stadhouders ter zijde stondenverminderden aanmerkelijk in getale. De uitnemende zorgen van beide Nassau-vorsten voor het leger en de betere regeling van de geldzaken getuigen voor zich zelf. Om den indruk van den nederlaag der armada te verzwakken, sloeg Parma in September 1588 het beleg voor Bergen-op-Zoom. Prins Mau rits spande alle krachten in ter verdediging, met het gelukkige ge volg dat Parma nog vóór het midden van November verplicht was op te breken. Daarentegen gingen Bonn op 19 SeptemberWachtendonk op 20 December 1588 verloren. De hertog van Parma kreeg nu meer ruimte buiten de grenzen. Bedenkelijk waren de teekenen van muiterijvoornamelijk bij Engel- sche troepen, die ten slotte leidden tot het verlies van Geertruidenberg. Het muiten was in den Briel begonnen. Het garnizoen van het secours aldaar wachtte geld uit Engeland; de sommen werden door Holland voorgeschoten, waardoor de redenen van muiten ophielden te bestaan. Te Geertruidenberg lagen Staatsche en Engelsche troepen. De onge regeldheden begonnen onder voorwendsel van ongenoegen tegen enkele maatregelen van graaf Filips van Hohenlohe. De troepen weigerden genoegdoening, scheurden de vaandels van de stangen, hielden schepen aan en maakten zich meester van contributiën in Brabant. Lord Wil- loughby, wiens vaan in Geertruidenberg lag, een zwager van den gou verneur John Wingfield, die zich aan de zijde van het garnizoen had geschaard, werd belast om de zaak in het reine te brengen (1). De muiters eischten o. a. dat de Engelschen overgeplaatst werden naar Bergen-op-Zoom en voortaan tot het secours behoordenterwijl de overigen werden ingedeeld in een vaandel van 150 hoofden en in een vaan van 150 lansiers en 50 harquebusiers. De onderhandelingen liepen vruchteloos af. Willotjghby vertrok naar Engeland; noch generaal John Norris, noch de Engelsche ambassadeur konden verbetering brengen in den toestand. Den löden Maart 1589 sloeg prins Maurits het beleg voor de vesting. Het slechte jaargetijde en overstroomingen beletten eene volkomen in sluiting terwijl men vernamdat de onderhandelingen van het garnizoen met den hertog van Parma belangrijk vorderden. Het beleg werd (1) Res. S. G. 14 Mei 1588. Lord Willoughby was zeer gecompromitteerd en gaf in Engeland een verweerschrift (apologie) in druk uit, waarvan twee exemplaren door de Ne- derlandsche gezanten werden gezonden aan de Staten-Generaal (Res. S. G. 5 Augustus 1589). John Wingfield, door koningin Elisabeth in genade oetvangon, nam in 1597 tot groote ver ontwaardiging van de Nederlandsche officieren deel aan don Engelsch-Nederlandschen tocht naar Spanje. Hp werd te Calais doodgeschoten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 32