309 6 vanen onder den heer van Barchon laatstgenoemden om het belegerde Astenay te ontzetten. Toen 't echter in het begin van Februari 1592 ver luidde dat het beleg was opgebrokenachtte men noodigde vanen voor den dienst hier te lande beschikbaar te houden. De 20 vendelen onder graaf Filips van Nassau nl. de garde van Prins Maurits en 5 compagnieën Schotten onder den kolonel Bartholomew Balfour kwamen op 28 Februari en 1 Maart te Dieppe aan (1): Adriaan Plouchart, gezegd Cressonnière als sergeant-majoor-generaal, Hans van Antwerpen, provoost van de garde van Prins Maurits, als provoost-generaal (2). De bedoeling des konings was om den vijand in Bretagne aan te tasten met 14000 man voetvolk1000 ruiters en ongeveer 40 stukken geschutdoch het bleef vooreerst bij het beleg van Rouan (3). De Nederlandsche compagnieën in Frankrijk leden veel door ziekte en gebrekzoodat de Staten verzochten aan den koningdie reeds zijn dank had laten betuigen voor de door hen bewezen goede diensten, ze naar Nederland te laten teruggaan (4). In Augustus 1592 keerde graaf Filips van Nassau met ongeveer 2000 man uit Frankrijk terug (5). De offi cieren der artillerie werden afgedankthet geschut in de magazijnen van Delft en Dordrecht geborgen (6). In dezelfde maand vroeg de koning aan de Staten-Generaal de noodige middelen tot onderhoud van een regiment van 3000 knechten (7); pas twee maanden later werd het voorstel aan de goedkeuring der provinciën onderworpen (8). Holland stemde toe, mits Zeeland, Utrecht en Fries- (1) Journael van Anthonis Duyck I 67—69. Ook zonden de Staten-Generaal en Engeland schepen om op de kusten van Bretagne te kruisen. (2) Res. S. G. 24 December 1592. (3) Het aandeel van Nederland werd hierbij gerekend op 2000 man met 8 of 10 stukken geschut, dat van Engeland op 5000 man met 20 of 24 stukken. De provinciën moesten hiervoor 200.000 toestaanbfj voorbaat werd het zenden van 12 schepen gehouden voor gearresteerd alleen Zeeland verzette zich daartegen in de vergadering der Staten-Generaal (Res. en Secr. Res. S. G. 11 April 1592). By alle zendingen naar Frankryk was Engeland er op uit om daarvoor troepen aan het secours in Nederland te onttrekken. (4) Res. S. G. 17 Juni: toestand ongunstig, ook van de Nederlandsche schepen op de Seine; Res. S. G. 23 Juni: de koning laat zyn dank betuigen voor de goede diensten door de 20 compagnieën bewezen; Res. S. G. 25—29 Juni: de 20 compagnieën worden geheel of gedeel telijk teruggevraagd. (5) Res. S. G. 27 Augustus 1592. Volgens Res. S. G. 1 Juni 1592, telden de 20 compag nieën te samen nauwelpks 1200 man; zij konden echter in Frankrijk tot de oorspronkelijke sterkte van 2400 worden aangevuld. De 15 kapiteins op Holland (waaronder de 10 van de Schotten) ontvingen elk eene schadevergoeding van 400 voor extra-ordinaris onkosten (Res. H. Januari 1593). Jan Piron die den lande twaalf jaren gediend had, doch niet in staat was zulks verder te doen, wpl hp in Frankrijk door 't been was geschoten, werd voor 2 jaren geappointeerd onder de compagnie ruiters van Louis Laurens, op 20 per maand (Res. S. G. 15 Maart 1594). (6) Res. S. G. 28 Augustus 1592. (7) Res. S. G. 29 Augustus 1592. Een regiment van 2500 man kostte per maand 12.000 escus volgens fransche berekening, die afweek van de gebruikelpke hier te lando. (8) Res. S. G. 17 October 1592.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 333