316 Calais ging op 17 April 1596 voor de Franschen verloren, het kasteel een week later. De Zeeuwen hadden dapper medegevochten en de grootste verliezen geledenslechts een vijfigtalwaaronder een der kapiteins doch zwaar gewondbleven overzij werden krijgsgevangen gemaakt en weldra tegen rantsoen in vrijheid gesteld. Zoodra de tijding van het beleg van Calais te 's-G-ravenhage bekend geraakte, ontving Prins Maurits machtiging om zoo noodig den gouver neur met volk, geschut, munitie en andere oorlogsbehoeften te onder steunen (1). In Zeeland zorgde men voor de uitrusting van schepen en schuiten tot transport van 2000 man, waaronder een aantal conducteurs en kanonniers, en het bijeen brengen van 24000 ponden pulver, spaden, pieken en andere zaken (2). Prins Maurits vertrok met 15 compagnieën en al het bijeengebrachte materieel; maar bij aankomst voor Calais bleek 't dat de stad reeds verloren was (3). Het verlies had op 23 Mei 1596 dat van Ardres, op drie mijlen afstand daarvan gelegenten gevolge (4). Koning Hendrik IV noodigde nu Prins Maurits uit om aan het beleg van La Fère deel te nemenhetgeen de Prins echter niet deed (5). Een maand later (22 Mei) opende La Fère zijne poorten voor den koning (6). Na de vermeestering van Calais en Ardres, trok het Spaansche leger naar Vlaanderenzooals 't heette tot verovering van Ostende. Jhr. Justinus van Nassau vroeg daarop vergunning aan den koning, om met het secours naar Nederland terug te keerenzoodat voorloopig nog slechts 4 compagnieën Schotten onder den kolonel Murray in Frankrijk bleven (7). In den loop van Juli was het secours onder jhr. Justinus op het eiland Tholen vereenigd. Al spoedig kwam bij de Staten-Generaal een nieuw verzoek in van Hendrik IV om te blijven zorgen voor de betaling van de twee regimenten Franschen en Gasconjers 2000 man bovendien van 2000 anderen aan te werven ter vervanging van het vertrokken secours (8). Intusschen hadden Frankrijk en Engeland een aanvallend en verdedigend verbond gesloten en nog vóór de rectificatie beloofde koningin Elisabeth een hulpkorps van 4000 man onder den generaal (1) Res. S. G. 10 en 11 April 1596. (2) Res. S. G. 16 April 1596. Onderwijl werden 12 compagnieën uit Friesland naar de frontieren in Gelderland gezonden (Res. S. G. 16 en 17 April 1596). (3) Res. S. G. 19-21 April 1596. (4) Nederlandsche oorlogsschepen kruisten voortdurend langs de kuststreek van Vlaanderen en Calais, in 't algemeen bü de havens aan het Kanaal. (Zie de Instructie voor jhr. Pieter van der Does in Res. H. 19 April 1597). (5) Res. S. G. 27 April 1596. (6) Res. S. G. 4 Juni 1596. (7) Res. S. G. 9, 10, 13 Juni, 25 Juli 1596. Later ontving jhr. Justinus van Nassau voor zijne bewezen diensten van de Staten-Generaal eene vereering van 2.000, kolonel Alexander Murray als diens luitenant-generaal van 1.800 (Res. S. G. 22 December 1596 en 3 April 1597). (8) Res. S. G. 18 Juni en 10 Juli 1596.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 340