Alvorens de vorsten van Brunswijk, Hessen, Brandenburg en eenige kleinere Duitsche staten in het begin van 1599 besloten handelend tegen de Spanjaarden op te tredenwilden zij een leger van 4000 ruiters en 2000 man voetvolk bijeenbrengen. Ten einde zich dien steun te verzekeren en de uitvoering te bespoedigen, overwogen de Staten-Generaal om 3000 a 4000 reeds ginds aangeworven Duitschers voor vier maanden in dienst te nemen; men spaarde dan tevens de betaling van aanrits-, loop- en op- tochtgelden en van wapenen uit. Daarbij beloofden zij aan de vorsten indien dezen voornemens waren nabij de Nederlandsche grenzen tegen de Spanjaarden op te treden, aanstonds hulptroepen te zullen zenden (1). Doch de markgraaf van BrandsenburgAnsbachde hertogen van Brunswijk en de landgraaf van Hessen wenschten zoo spoedig mogelijk krachtdadig op te treden en den moord van graaf Ulrich van Valcke- steyn heer van Broek (Bruch), te wreken (2)zij drongen aan bij jhr. Olivier van den Tympel, heer van Corbeeck, en eenige andere Nederlandsche officieren om tijdelijk bij hunne krijgsmacht in dienst te treden. Deze was volgenderwijs samengesteld: Algemeen veldheergraaf Simon van der Lippe (3) overste-luitenant,Thomas, vrijheer van Krychingen (4); overste-artillerie-meester, jhr. Olivier van den Tympel, heer van Corbeeck (5); overste van de Brunswijksche troepen(Nedersaksische Creitz) graaf Filips van Hohenlohe; de infanterie, gecommandeerd door Otto (1) Seer. Res. S. G. 4 Mei 1599. Over het in dienst nemen van Duitsche troepen handelen bovendien de Seer. Res. S. G. van 21 Juni, 4 en 16 Augustus 1599, zoomede de Res. H. 14 Mei en 1 Juli 1599. Toen het Duitsche leger ontbonden werd, vorkoos niemand in dienst der Staten-Generaal te treden. Dezen stonden in geen goeden reuk wat de kwijting hunner geldelijke verplichtingen betrof. (2) Zie bladz. 49. (3) H\j had indertijd aan de Staten-Generaal kennis gegeven van zijne verkiezing tot krijgsoverste van de „Nederlandsche-Westphalische Iireitz" op commissie en instructie gegeven door den (Res. S. G. 12 April 1597). Het woord „Nederlandsche" zal wel moeten zijn „Neder- rijnsche". (4) Vroeger in dienst der Staten-Generaal (zie o. a. Staat van oorlog van 1587). (5) Tijdelijk met paspoort uit Staten-dienst (Res. S. G. 23 Juni 1599). De paspoorten voor hem en graaf Filips van Hohenlohe werden gedateerd op 17 April (Seer. Res. S. G. 1 Juli 1599).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 343