Na het overlijden van graaf Johan van Oost-Friesland op 29 September 1591 voerde zijn broeder Edzard II, bijgestaan door zijn zoon Enno, aldaar het bewind (1). Spoedig ontstond groote spanning tusschen graaf Edzard en de stad Emden betreffende het oppergezag en godsdienstige aangelegenheden. Den 2Ssten Maart 1595 kwam de burgerij in oproer, maakte zich meester van het stadhuis en de poorten, slechtte het kasteel, zette den magistraat af en stelde 3 kolonels en 16 hoplieden over de gewapende burgermacht aan. Beide partijen riepen de bemiddeling in der Staten-Generaal, die daartoe Casijn van der Hell (2)Reinier Cant en Christoffel Arnsma naar Groningen afvaardigden (3). Vreezende voor geweld door den graaf, die in Utrecht troepen had laten werven (4), wendde Embden zich tot de te Delfzijl gevestigde afgevaardigden om de hulp van 5 Friesche ven delen (1000 man), die onder Taco van Hettinga, overste-luitenant van graaf Willem Lodewijk in Friesland, den 19den Juni 1595 de stad binnentrokken; deze compagnieën bleven in Staatschen dienst (5). Onder bemiddeling van de Nederlandsche afgevaardigden kwam den löden Juli d. a. v. tusschen den graaf en de stad het zoogenaamde verdrag van Delfzijl tot stand (6), waarvan Artikel 25 bepaalde: „Tcrijsvolck ende „chryswesens sal ten wedersyden binnen een maent affgestelt ende „vuytet Graeffschap gedaen vertrecken werden, maer sullen de burge meesters tot statscosten ende bewaernisse mogen aannemen een burger macht, sonder onder vliegende vendel te stellen maar alleen gebruijeken (1) Na overlyden op 24 September 1540 van graaf Enno II was het bewind over Oost- Friesland gevoerd door zijne weduwe Anna van Oldenbürg voor hunne onmondige zonen Edzahd II en Johan, die in 1566 te samen de regeering aanvaardden. Edzard II was luthersch en werd verdacht van Spaansehgezindheidevenals zjjn zoon Enno, die ovorhelde tot het katholicismede burgerij van Emden was Calvyn toegedaan. Zie voorts Bijlage VIII van Deel I. Voor de geschiedenis van Oost-Friesland raadplege men het „Jahrbuch der Gesellschaft fiir bildende Kunst und vaterlandische Altertümer zu Emden". (2) Casijn van der Hell, voorheen burgemeester en wachtmeester der stad Harderwijk (Comm. S. G. 7 Juli 1588), was commissaris-generaal van do vivres en ammunitiSn van oorlog (Comm. R. v. St. 15 October 1594). (3) Hunne instructie dd. 12 Mei 1595 is opgenomen in het Instructieboek van de Staten- Generaal. (4) Res. S. G. 6 Mei 1595. (5) Res. R. v. St. 8 Juni en Res. S. G. 12 Juni 1595. (6) Geheel afgedrukt in het Journael van Anthonis Duyck, I 626.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 346