loopig acht compagnieën onder Quirijn de Blaue en Ernhart Erentreyter naar de voorstad van Emden te zenden en nog twaalf anderen gereed te houden om daarheen te trekken (1). Bemoeiingen van den Engelschen gezant leidden tot bevrediging, Willem Lodewijk van Nassau liet de voorstad slechts met een geringe krijgsmacht bezet houden; de overigen keerden naar de grensforten terug (2). In het jaar 1608 ontstond ongenoegen tusschen jhr. Frederik van Vervou en de stadsregeering. Deze had vier compagnieën uit de voorstad naar binnen laten komen en de twee anderen gegeven aan kapiteins, die nimmer in dienst waren geweest; de Staten-Generaal verlangden zich niet in stedelijke rechten te mengen (3). De twist liep ten slotte zoo hoog, dat de stad Vervou als commandeur ontsloeg en als zoodanig commissie verleende aan den hopman Ernhart Erentreyter (4). Na langdurige onderhandelingenlegden de Staten-Generaal zich bij deze benoeming neder (5). Met het twaalfjarig bestand, trad ook voor Oost-Friesland het status quo in. 327 (1) Res. S. G. 14, 19, 27, 30 Juni, 2—6 Juli 1607. Het ultimatum was gedateerd op3Juli. (2) Res. S. G. 10, 22, 27, 28 September, 2 en 20 October 1607. (3) Res. 'S. G. 16 en 26 April 1608. (4) Res. S. G. 5—8 en 27 November, 1 en 4 December 1608. Erentreyter. had in 1602 do compagnie van den overleden Olivier Serlambert gekregen (Res. R. v. St. 18 Februari 1602) en bij de verdediging van Ostende als luitenant-kolonel gediend in het regiment van graat' Ernst Casimir van Nassau (Res. R. v. St. 29 Januari 1604). (5) Res. S. G. 15 en 31 December 1608 3 en 6 Maart 1609.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 351