338 c. Alle officieren en alle ruiters zijn gehouden een casak of wapen rok te dragen (1). II. Plakkaat van 6 Februari 1599 (G. P. B. II. 250, 255). De wijzigingen bepalen zich tot de paarden. Deze moeten voldoen aan de volgende afmeting: de lengte van af de voorste hielen naar boven gemeten, volgens de buiging van het lichaam tot den oorsprong der manen, mag niet minder zijn dan 15 groote manspalmen. De harquebusiers en de geappointeerden tot bagagepaarden mogen geen merries hebben. De ruiters moeten hunne paarden volkomen meester zijn. (1) In den slag van Moncontour (3 October 1569), waar de Hugenoten onder Gaspard de Coligny, admiraal van Frankrijk, den nederlaag leden, erkende men de noodzakelijkheid van gelijke kleeding, althans voor de ruiterij. He protestanten kleedden zich daarna gemeenlijk met witte, de katholieken met karmozijnkleurige casakken (A. L. P. de Robaulx de Soumoy, Guarres de Savoiepage 52). Het gebruik van uniform-kleeding werd in de Spaansche en de Nederlandsche legers bij elke vaan ruiterij nagevolgdzooals o. a. blijkt uit de serie teeke- ningen, voorkomende in het handschrift van Willem de Gortter (zie Heel I, bladzijde VI, en 16de jaarverslag van het krijgsgeschiedkundig archief, bladz. 7).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 362