IB
tot zijn groote spijt en ergenis belast met het opperbevel van het Spaan-
sche leger in Frankrijk; hij begreep dat de zaken in de Nederlanden
nu een minder gunstige wending zouden nemen voor Spanje. De Staten-
Generaal ondersteunden koning Hendrik IV zooveel in hun vermogen
wasvóór 1590 met geldsinds bovendien met schepen en ammunitie
in volgende jaren met troepen te paard en te voet (1).
Prins Maueits maakte gebruik van het vertrek van Parma om het
geluk zijner wapenen te beproeven. Reeds was door 's Prinsen beleid
den vijand een belangrijk verlies toegebracht door de verrassing van
Breda op 4 Maart door Charles de Heraugière, met her turfschip
van den wakkeren schipper Adriaan van Bergen, naar het ontwerp
van den scheepskapitein Willem van Bergen (2). Thans sloeg hij het
oog op Nijmegen; doch het plan, om deze vesting bij verrassing te
nemen, mislukte en de prins bepaalde zich tot een marsch naar het
tegenover die vesting aan de overzijde van de Waal pas gebouwde fort
Knodsenburg (3).
Na den aanslag op Nijmegen verlangden Prins Maurits en graaf
Willem Lodewijk 2 a 3000 man extra te lichten om gedurende drie
maanden een leger te velde te brengen. De Staten-Generaal traden in
onderhandeling met Michiel Heugei.kens (4) en vonden goed dat men
onderwijl „een geschreij zal laten uitgaan, dat de Heeren Staaten voor
„deese tijd niet gezind zijn eenig nieuw volck te laaten aanneemen" (5).
Het verspreiden van valsche geruchten diende natuurlijk tot misleiding
van den vijandmaar in dit geval kan de bedoeling ook wel geweest
zijn om een slag om den arm te houden voor het geval dat het noodige
geld zou ontbreken. Kolonel Heugelkens verzocht 300 daalders loopgeld
voor elk der 10 vendelen van 200 man, die hij zou lichten; voorts toe
zending op de Elbe van 500 rustingen met spiessen, 300 musketten en
700 roers en Duitsche betaling, n.l. de maand gerekend op 32 dagen.
De Staten boden aan om 3 loopgeld te betalen voor eiken man, de
soldij te brengen ten laste van den kolonel en de kapiteins (6). Op
14 Juli 1590 werd het contract gesloten, onder bepaling, dat het in
werking zou treden, zoodra de Staten de commissiën voor de kapiteins
(1) Zie Bijlage VIII. Over de ondersteuning ill 1590 verleend, zie Res. S. G. 10, 20, 28
en 30 Juli, 2 Augustus en 17 September. Do gevraagde zes schepen zijn niet in 1590 naar
Frankrijk vertrokken (Res. S. G. 2, 3, 20 en 28 Augustus 1590), maar in het volgende jaar.
(2) Zie Aanteekening N°. 5.
(3) De Prins gaf bij schrijven van 10 Mei aan de Staten-Generaal kennis van de mislukking
(Res. S. G. 11 Mei 1590).
(4) Michiel Hetigelkens of Hoegelkens, ook Hogelkens en Hovelkens genoemd, was
door graaf Willek Lodewijk "reeds in 1588 aanbevolen voor een kolonelschap van Duit
sche knechten, zoodra een extra-ordinaire lichting zou plaats hebben (Res. S. G. 4 Fe
bruari 1588).
(5) Res. S. G. 5 en 15 Mei 1-590.
(6) Res. S G. 14 Juli 1590.