16 hadden afgegeven (1). Het contract bleef zonder gevolg. Het jaargetijde was te ver gevorderd, wellicht zou men het volgende jaar op de zaak terugkomen (2). Men ziet uit het bovenstaande, hoeveel tijd aan zulk een betrekkelijk geringe onderhandeling besteed werd zonder dat een enkel man onder de wapenen kwam. Gelukkig voor Nederland, dat Prins Maurits zich niet stoorde aan het kleine getal krijgerswaarover hij kon beschikken. Zooveel mogelijk versterking ontvangen hebbende uit Bergen-op-Zoom en Breda, ver meesterde hij in de maand October de kasteelen Hemert en Hedel, de forten van Elshout en Crevecoeurbenevens Ter Heyde en Steenbergen (3). De Brabantsche ruiterij liet zich evenmin onbetuigd. De ritmeester Marcelis Bacx rukte met 160 paarden en soldaten, die hij achter de ruiters liet opzitten, uit Bergen-op-Zoom en overviel op 1 December een convooi van Antwerpen naar Steenbergen, begeleid door 3 compagnieën Duitschers te samen 600 man. De vijandelijke officieren en 200 man werden gevangen genomenen onder meer de kleederen voor het regiment van don Fernando Gonzaga buitgemaakt. C. AANVALLENDE OORLOG. Het jaar 1591 beloofde reeds daarom merkwaardig te worden, wijl men besloot, lettende op de gunstige omstandigheden vooral de afwezigheid van den hertog van Parma, om gevolg te geven aan de voorstellen van graaf Willem Lodewijk van Nassau en den oorlog door verove ring van door den vijand bezette steden aanvallend te voeren. De noodige maatregelen werden gedurende den winter getroffen om zonder buiten- landsche wervingen het krijgsvolk te doen deelnemen aan den aan staanden oorlog. De met den hertog van Anjou en den graaf van Leicester opge dane ondervinding had den Staten-Generaal geleerd om op zich zeiven te vertrouwen; zij bestemden hunne inkomsten en middelen alleen voor hoogst noodige en nuttige uitgaven (4). Het krijgsvolk werd thans be hoorlijk betaald, ook de soldaten die met schans- enpionierarbeidzouden belast worden, en een artikelbrief op de discipline uitgevaardigd (5). Voorts werden aangeschaft of gereedgemaakt de noodige ponten, blok en voorwagens om het in de veroverde plaatsen gevonden geschut, (1) Res. S. G. 20 Juli 1590. Den kolonel, die vijf weken tot het voeren der onderhande lingen in den Haag verblijf had gehoudenwerd voor teergeld eene vergooding verleend van 200. (2) Ros. S. G. 7 Augustus 1590. Zie Aanteekening N°. 6. (3) Zie Aanteekening N°. 7. (4) De onkosten van den oorlog over de jaren 1580 tot 1609 zijn opgenomen in Bijlage XIV. (5) G. P. B. II 170 „Articulbriof ofte ordonnantie op do discipline militaire" dd. 13 Augustus 1590.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 40