18 van Nassau met eenige troepen naar het kwartier van Nijmegen gé- zonden (1). In de maand Mei werd het veldleger samengetrokken. De troepen uit Holland en Zeeland kwamen den 24sten Mei te Rhenen bij elkander, die uit Friesland en van de Veluwre, te Hattem (2). In den nacht van 23 op 24 Mei berende men Zutphenden 30sten gaf de bevelhebber George Lauckema, luitenant-kolonel van Caspar de Robles, heer van Billy, de stad over aan Prins Maurits (3). Reeds in den avond van 30 Mei begon het beleg van Deventer, welke vesting graaf Herman van den Berg op 10 Juni overgaf aan zijn neef Prins Maurits (4). Gedurende het beleg mach tigden de Staten-Generaal Prins Maurits en graaf Willem Lodewijic om „des noodig zijnde, met de afgevaardigden en krijgsoversten te be schikken op de zaken van oorlog, zoowel die in uitvoering waren, als „wat zou kunnen volgen" (5). Deze machtiging trad feitelijk in het gezag van den Raad van State. Na de overgave van Deventer werd be sloten het beleg tg slaan voor Groningen; maar op den dag van aan komst aldaar (21 Juli), bereikte Prins Maurits het bericht, dat de hertog van Parma over den Rijn was getrokken. Hij vond 'tgeraden den vijand niet voor Groningen af te wachten en brak den 26sten Juli het beleg op. Toch vielen hem eenige sterkten in het Groningsche in handen o. a. Delfzijl, den Opslag en Enumatil (6). De Prins wilde nu trachten meester te worden van Steenwijk. Maar op het bericht, dat de her tog van Parma het fort Knodsenburg berende, besloot Prins Maurits op te rukken tot ontzet, met achterlating van de Friesche compag- (1) Genaamd het „vliegende leger" (Res. S. G. 10 Maart en 25 Juni 1591). Bij Res. S. G. 18 Juni 1591 geschiedde afkondiging voor een „vrijleger voor de soetelaers" bij Nijmegen, waarbij aan de zoetelaars vrijdom van belastingen werd verleend en ondersteuning toegezegd. Geen troep te velde kon geregeld aan levensmiddelen komenzonder behulp van zoetelaaus of kooplieden. (2) De krijgsbedrijven van 1591 tot 1602 zijn uitvoerig beschreven in het „Journaal van Anthonis Düyckuitgegeven op last van het Departement van Oorlog, met inleiding en aanteekeningen door Lodewijk Mulder, kapitein der infanterie (1862)." De Inleiding behandelt de inrichting van het Staatsolie leger in eerstgenoemde jaren. (3) Gedurende het belegen wel op 28 Mei 1591 sneuvelde Johan Filips van Daun graaf van Valckesteyn. Jhr. Arent van Duyvenvoorde werd gouverneur (C. R. v. St. 14 Juni 1591). (4) Den llden Juni overleed aan zijne bekomen wonden Nicolaas van Meetkerken, overste-luitenant van kolonel Arent van Groenevelt, in den ouderdom van 30 jaren. Hij was een dapper, veelbelovend officier en oud-bevelhebber van de Nederlandsche troepen, die in 1589 den tocht naar Portugal hadden medegemaakt. Graaf Herman van den Beru was tjjdens het beleg een oog uitgeschoten. Op een der dagen van het beleg hadtegen den zin van Prins Maurits, een duel plaats tusschen Louis de Kethulle, heer van Ryhoven, in 1596 chef van een vaan lansiers, en een Albaneesch ruiter van de belegerden, die iedereen had uitgedaagd om het tegen hem op te nemen, maar het tegen den heer van Ryhoven jammerlijk aflegde. (5) Res. S. G. 5 Juni 1591. (6) Het fort den Opslag lag een paar minuten ten oosten van Munnikezijl. De in den tekst genoemde plaatsen lagen respectievelijk ten N. O.ten N. W. en ten O. van de stad Groningen, zoodat hot grootste deel der provincie doorkruist werd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 42