eene bezitting van zijn jongsten zoon Hendrik Frederik werd de
luitenant-kolonel van het Noord-Hollandsche regiment jhr. Arnout van
Duyvenvoorde benoemd tot gouverneur (1). Anthonis Duyck zegt in
zijn journaeldat" tijdens de belegering van ons volk 300 man gesneuveld en
400 gekwetst waren „twelck ons leger niet weynich en verswackte,
„omdat alle de compagnien door de giericheyt vande capiteynen soe seer
„swack waeren dat de 66 compagnien voetknechten vande regimenten
„van graeff Philps, Bredbrode, Loockeren Balfour, Noorthollant
„Yuytrecht ende Zeelant van eersten aen niet veel stercker en waeren
„geweest dan ontrent 6000 mannen, die de Staeten wel tegen 9000
„mosten betaelen. Boven desen waerender in tleger 650 Engelschen
„ende 600 Vriesen, 700 ruyteren ende 1200 bootsgesellen ende andere
„officiers ende dienaers in slants dienste synde. In dese belegeringe syn
„in alles geschooten op de stadt ontrent 4000 scheuten met geschut ende
„tegen den viant van buyten ontrent 300 scheuten".
Nadat de graaf van Mansfeld de overgave vernomen had, vertrok hij
met zijn leger oostwaarts; Prins Maurits ging met een deel van het
zijne naar den Bommelerwaardwaar hij het hoofdkwartier te Hedel
vestigde Te vergeefs poogde de vijand zich meester te maken van
Crevecoeur (212 Juli): een smet voor het koninklijke leger, dat eerst
een sterke stad niet had kunnen ontzetten en nu het hoofd stootte
voor een molshoop. Sedert stonden de wederzijdsche legers aan de Maas
werkeloos tegenover elkander. Den 14den en 15den October werd het
leger in den Bommelerwaard opgebroken, waarover, na vertrek van
Prins Maurits, de heer van Barchon het bevel voerde.
Gedurende dien tijd hadden uit Hulst strooptochten plaats in het land
van Waes, in Juli onder graaf George Everhard van Solms, in Sep
tember onder Prins Maurits, doch zonder bijzonder gevolg. De weder
zijdsche werkeloosheid moet worden toegeschreven, voor den vijand aan
het muiten als gevolg van achterstallige betaling en het zenden van
troepen naar Frankrijk; voor de Staten-Generaal lag de oorzaak in het
niet voldoen door de provinciën van de extra-ordinaris onkostenwaardoor
niet zoo krachtig kon worden opgetreden als met het oog op den toe
stand bij den vijand gewenscht mocht heeten.
Slechts met de grootste moeite kon graaf Willem Lodewijk onder
steund worden. Zijne 15 Friesche vendelen, met 8 vanen te Zwolle
vereenigdwerden in de maand Augustus versterkt door 20 Hollandsche,
Utrechtsche en Zeeuwsche vendelen en 3 vanen onder graaf Filips van
Nassau. Deze hulp was onvoldoende om iets van belang te kunnen
uitvoeren. Toch verlangden de Staten-Generaal, dat in strijd met de
27
(1) Op 9 December 1593 werden uitgevaardigd „Instructienwaer nae de wachtmeesters
„in de Fontier-steden ende Forten haer sullen hebben te reguleren" (G. PB. II322). Reeds
2 jaren vrroeger 20 Maart 1591 was verschenen eene „Instructie voor de geweldige
„Provoost in de Frontier-steden en Forten" (Recueil I Num. 22).