88 Prins en den Raad van State in overleg te treden, hadden zij opper machtig gehandeldhetgeen het land op een verlies van ruim 100.000 te staan kwam. Natuurlijk besloten de Prins en de Raad van State om de rest van het leger terstond weer naar huis te zenden (1). Het secours van 5 vanen en 22 vendelen vertrok den 22sten October van 's-Gravenweerd onder de bevelen van graaf Filips van Nassau tot zijne beveiliging bege leid door 16 vanenen 4 vendelen onder sir Francis Vere, welke geleide in den loop van December in het vaderland terugkeerde (2). Deze tochten hadden plaats over neutraal Duitsch gebied, waarbij veel moedwil gepleegd werd. Zulks geschiedde niet minder door de oostelijke garnizoenen. Op de aanhoudende klachten van wege den Neder-Rijnschen Kreits, antwoordden de Staten-Generaaldat zij daarin zouden voorzien „als naer de gelegentheyt „des crychs ende tot redelijck genougen der naebuyren eenichsins doenlijck „sal wesen". Het gevolg was een „Placaet, tegen de infractie van de „sauvegarden: ende het onordentlick uytloopen van de soldaten", dd. 11 April 1595 (8). Dit plakkaat haalde weinig uit; spoedig dienden de ge zanten van Trier en Gulik nieuwe klachten in bij de Staten-Generaal (26 Mei 1595). Mede werd een plakkaat uitgevaardigd tegen het dienstnemen bij vreemde heeren, omdat men buiten 's lands grenzen aanhoudend aanwierf, zoogenaamd tot versterking van 's keizers leger tegen de Turken (4). Een ander, bevattende een „ordre op de logeringe „van het krijghs-volck, ende betalinge van de Logys-gelden in de fron- „tiersteden"diende om „onordentlick uytloopen van de soldaten" te voorkomen (5). Gedurende de laatste maanden van het jaar 1594 was het Staatsche leger, door vertrek van het secours en het geleide van cavalerie, van een goed deel van voetvolk ontbloot, hetgeen de schromelijkste ge volgen had kunnen hebben, indien zich niet bij den vijand de oude kwaal van geldgebrek geopenbaard had. Reeds toen Francisco de Verdugo uit Friesland trok om het beleg voor Coevorden te slaan, begonnen zijne troepen wegens gebrek aan vivres en slechte betaling te muiten. Elders deed zich dit verschijnsel bij den vijand voor, maar nimmer zoo ernstig als omstreeks het begin van de maand November. „Gemu- tineerde" ItalianenWalen en Ieren verzamelden zich te Sichemkwamen openlijk in verzet en traden, toen zij uit een onderschepten brief het 3 (1) Res. R. v. St. 12 October 1594. (2) Zie Bijlage VIII. (3) G. P. B. II, 107, mede aangehaald in Aanteekening N°. 1. (4) G. P. B. II, 291. „Placaet, verbiedende allen onderdanen van de Geünieerde Neder* „landsche Provintien, met oock de vreemde soldaten, tegenwoordelijck in den dienst van „den Lande wesende, van wat qualiteyt ofte conditie die zjjn, hen te begeven in dienst van „eenige vreemde Princen ofte Heeren: ofte oock de selve aen te nemen, sonder daer toe te „hebben speciale brieven van verlof ende consent van de Heeren Staten-Generaal" dd. 12 Mei 1595. (5) G. P. R. II, 447, dd. 19 November 1595.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 57