Engelschen, ingedeeld in 2 regimenten met 17 vendelen 500 roers en musketten, 560 pieken, samen met de officieren 1230; Johan Brant regiment van 5 vendelen 230 roers en musketten 130 pieken, samen met de officieren 410; Compagnie van graaf Filips van Hohenlohe en de Garde 136 roers en musketten136 piekensamen met de officieren 292 Regiment van wijlen graaf Filips van Nassau van 9 vendelen 300 roers en musketten240 piekensamen met de officieren 630 Regiment van Arnout van Duyvenvoorde van 9 vendelen 380 roers en musketten, 270 pieken, samen met de officieren 740 Friezeningedeeld in drie regimentenmet 20 vendelen 1060 roers en musketten830 piekensamen met de officieren 2090 te samen 62 vendelen, 5392 mannen, benevens 20 vanen, uitbrengende 1057 paarden. Kamerijk was inmiddels in banden des vijands gevallen (2 October) vriend en vijand besloten hunne legers naar huis te zenden. Den 28sten October gingen de troepen van Prins Maurits te Elten uit elkander (1). Leverde de veldtocht van 1595 al weinig belangrijks op tot ver drijving van den vijand uit de Noordelijke gewesten (2), daarentegen was het langdurig verblijf te velde van grooten invloed op de geoefendheid van den troep. Piins Maurits opende een nieuw tijdperk voor de krijgswetenschap; ondei zijne leiding vormde het Nederlandsche leger een oefenschool voor de ki ijgsmachten der beschaafde wereld. Begaafd zijnde met een practischen en helderen blikoverzag hij de gebreken die het leger in alle opzichten en onderdeelen aankleefden. Zijne hervormingen en nieuwe instellingen (3) waren veelal het gevolg van samenwerking met mannen van studie, onder wie in de eerste plaats genoemd moeten worden zijn neef graaf Willem Lodewijk van Nassau en zijn leermeester in krijgs- en wis kunstige studiënSimon Stevin. De oefeningenwaaraan hij zijne troepen onderwierpwaren de vrucht van voortdurend verkeer te velde met graaf Willem Lodewijk (4). Geen gelegenheid liet de Prins ongebruikt 37 (1) Tegen den aftrekkenden vijand werd door Prins Maurits op 21 November nog een ruitertocht ondernomen, waarvan Anthonis Duyck in zijn journael (I, 685) zegt: „Op dese „cavalcade was Sijn Exellentie met alle de ruyteren 18 vuyren te peerde geweest sonder „affsitten ende liadde de laeste 8 vuyren soe seer gogalopeert datter veele ruyteren wiens „peerden niet volgen en conden onderwege hadden moeten blijven, gelijck mede eenige „peerden van Sijn Exellentie stallinge selffs." (2) Zie Aanteekening N°. 21. (3) Hierop wordt in de Hoofdstukken II en III teruggekomen. (I) In het Journaal van Anthonis Duyck, I, 717, is opgenomen een brief van graaf Willem Lodewijk aan Prins Maurits over de exercitiën der voetknechteneenige daarbij te gebruiken commando-woorden en andere militaire termenuit het Latijn in het Neder- landsch overgebracht. De brief bewijst voor de zorg, welke de beide legerhoofden, ont- werpers van regelmatige voorschriften voor het oefenen der troepen, aan de in te voeren commando's besteedden. Enkele commando's zyn nog heden ten dage in gebruik; andere, waaionder zeer bijzondere als „slingerslack" en „kranendans"behooren reeds lang tot het verleden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 61