geveer 2000 man, 4 vanen ongeveer 270 ruiters en 1000 „vechtende burgers" (1). Noch Ostende, noch Breda zouden het ditmaal ontgelden. Den 8sten Juli 1596 begon de vijand met het beleg van Hulst. De ver dediging dezer belangrijke frontierstad was toevertrouwd aan George Everhard graaf van Solms overste-generaal van de Zeeuwsche troepen. Reeds dadelijk openbaarden zich twee zwakke punten bij het oorlogs- bestuur. De Staten-Generaal wenschten ter bevordering eener goede verdediging dat de Raad van State zich naar Middelburg of Bergen-op-Zoom zoude begeven; maar deze weigerde, tenzij het garnizoen van Hulst naar behooren van geld en krijgsbehoeften werde voorzien (2). Ten tweede was het noodzakelijk om het leger, waarvan een groot deel naar Hulst en omstreken werd getrokkenalthans tijdelijk te versterken. De uitnoodiging aan de staatshoofden van Frankrijk en Engeland om de twee in betaling der Staten-Generaal zijnde regimenten onder Odet de la Noue, benevens 2 of 3000 Engelsche soldaten tot vervanging der bij de expeditie naar Cadix ingedeelde compagnieën herwaarts te zenden, bleef zonder gevolg (3). Andere maatregelen kwamen eerst tot uitvoering toen Hulst reeds was gevallenhierop wordt nader teruggekomen. Niettegenstaande Prins Maurits graaf Willem Lodewijk en andere hoogere bevelhebbers met een aantal compagnieën geruimen tijd in het Saeftingergat en op den Hont verbleven, bleek 't toch on mogelijk in weerwil van het -vrij aanzienlijke garnizoenden vijand het beleg te doen opbreken (4). Ook de graaf van Solms was niet opge wassen voor zijn taak. Het ontbrak hem niet aan moed, maar aan beleid; hij liet zich, zelfs tot verwondering van den vijand, door de lafheid zijner kapiteins overhalen om te capituleeren (5). Den 17den Augustus werden de onderhandelingen tot overgave geopend en Hulst den 20sten Augustus door de Nederlandsche troepen ontruimd. De vijan delijke troepen trokken met achterlating eener sterke bezetting naar Artois; de Nederlandsche troepen, waaronder de compagnieën van Prins 40 (1) Journael van Anthonis Düyck, II, 68. (2) Res. S. G. 14 Juli 1596. (8) Res. S. G. 15, 27 en 28 Juli 1596. Zie Bijlage VII. (4) Na de overgave trokken uit Hulst 3075 valiede mannen, behoorende tot 41 compagnieën. Deze waren ingedeeld in 4 regimenten, n.l. de Zeeuwsche compagnieën, eerst onder den kolonel Jan Pikon, na diens verwonding op 13 Juli, onder Fredebik van Dorp; de Friesche compagnieën onder Taco van Hettinga, de Hollandsche compagnieën onder Jan van Eomont, en de Schotsche compagnieën. (5) Res. S. G. 21 Augustus 1596. ,,T' overgeven van dese plaetse sal den viant een „overgroote moet geven ende den moet van tvolck van de Staten seer verminderen, omdat „hierbij opgestelt is geweest alle de macht ende auctoriteyt van de Statenwant te verliesen „een plaetse daer se alles in mochten seynden wat huer geliefdeja een heel leger waert „noot, ende daer se so veel innegesonden hadden als die van binnen self nodich achten ende „meer, is om te despereren voor de macht van tlant(Journael van Anthonis Duyck II121).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 64