43
machtwaartoe mede behoorden 2 halve kanons2 veldstukken benevens
80 wagens met munitie en vivres. In stede van lansen voerde de
Staatsche ruiterij karabijnen (1). Na nachtkwartier gehouden te hebben
bij Raevels, werd de terugtrekkende vijand den volgenden morgen
(24 Januari) op 't Tieische heike ten zuiden van Turnhout door de
cavalerie van graaf Filips van Hohenlohe onder blazen van het bekende
ruitersignaal „Wilhelmus", aangetast. Voor het Staatsche voetvolk was
de afstand van den vijand te groot om te kunnen medewerken. Slechts
800 ruiters sloegen 's vijands macht, 38 vendelen en 5 vanen, uit el
kander; de overwinning zou nog grooter geweest zijn, als de ruiters niet
ouder gewoonte waren overgegaan tot plunderen van den treinhet
geen als de vijand betere maatregelen had genomenaanleiding tot groot
verlies moest gegeven hebben. Trouwens 's vijands eigen ruiterij ging
mede tot plunderen over. Zijn verlies bedroeg 2250 man aan dooden
waaronder de graaf van Varax, meest alle officieren, en omtrent 500
gevangenen (2). Tot den buit behoorden 38 vaandels, de standaard of
vane van don Alonso de Mondragon en een banderolle van de zoetelaars (3).
Van de ruiterij van Prins Maurits sneuvelden slechts 7 ruiters; de rit
meester Johan van Donck stierf aan zijne wonden.
Het gevecht bij Turnhout had grooten schrik bij den vijand teweeg
gebracht. Dit, gevoegd bij de schromelijke verwarring in zijne geldzaken,
sprak voor de wenschelijkheid om wederom krachtig offensief op te
treden. Doch in de Republiek waren de geldzaken even weinig rozen
kleurig. Toch werd besloten om iets te doen. Prins Maurits bedong
echter (4)
1°. den koning van Frankrijk te verzoeken „om de saecke op de
frontieren te seconderen";
2°. het opbrengen van minstens 200.000noodig voor de operationen
3°. het doen eener buitengewone lichting van 2000 man.
Het opbrengen der gelden hing af van het consent der provinciën;
doch de Staten-Generaal achtten een nieuwe lichting onraadzaam zoo
lang de 21 ongerepartieerde compagnieën niet gerepartieerd waren (5). De
noodige voorbereidselen werden getroffen om met Frankrijk offensief op
te treden, toen alle plannen in duigen vielen wegens de verrassing van
Amiens op 11 Maart 1597 door de Spanjaarden.
Alvorens het leger te velde ging, kwam een belangrijke maatregel tot
stand betreffende soldij-verbeteringdoor verkorting van de betalings
termijnen van 48 op 42 dagen; voor de op Zeeland gerepartieerde
troepen werd de termijn op 39 dagen gebracht wegens de befaamde
(1) Zie Aanteekening N°. 25.
(2) Zie Aanteekening N°. 26.
(3) Zie Aanteekening N°. 27.
(I) Seer. Res. S. G. 22 Februari 1597.
(5) Seer. Res. S. G. 1 Maart 1597.