Eene schipbrug werd medegevoerd; oorlogsschepen zorgden voor de ge meenschap langs de rivier. Het was de eerste veldtocht, waaraan graaf Hendrik Frederik deelnam om den vuurdoop „tyrocinum" te onder gaan (1). Op 8 Augustus 1597 verscheen Prins Maurits voor Rijnberk hetwelk na eene verdediging van twaalf dagen door den gouverneur Snater overgegeven werd, daartoe voor een groot deel gedrongen door ds sinds langen tijd onbetaald gebleven bezetting (2). Rijnberk kreeg 6 compagnieën met hopman Hans Schaeff als gouverneur (3). Ver volgens kwam de Prins op 28 Augustus voor Meurs, hetwelk op 3 Sep tember door den gouverneur Andreas de Miranda werd overgegeven (4) Jhr. Pieter de Ghistelles betrok als gouverneur het kasteel met 2 com pagnieën (5). De vestingen, vooral Rijnberk, eischten hoog noodig herstel. Dit moest echter uitgesteld worden wegens gemis aan de noodige fondsen waarop de Staten-Generaal voortdurend lieten wachten. Zelfs moest de Prins ten hove een collecte laten doen om in de betaling van een gedeelte zijner troepen te voorzien (6). Het verlies van Rijnberk verbrak voor de Spanjaarden de veilige gemeenschap tusschen de zuidelijke en de nog door hen bezette oostelijke provinciën, van waar een groot gedeelte hunner troepen was weggehaald om mede te werken tot ontzet van Amiens, hetwelk door koning Hendrik IV op 19 September 1597 inge nomen werd. Prins Maurits trok den Ssten September 1597 beneden Orsoy over den Rijn, den volgenden dag nabij Wesel over de Lippe. Het geschut en het bruggen-materieel gingen per scheepsgelegenheid langs den IJssel naar Zwolle. Achtereenvolgens vielen nu Grol (28 September) Breedevoort (9 October), Enschede (18 October), Ootmarsum (21 October) en Oldenzaal (23 October) (7). 4o (1) Zie Aanteekening N°. 29. (2) Overgave op 20 Augustus (Res. S. G. 23 Augustus 1597. De bodedie het bericht in den Haag bracht, ontving 60 „bodebrood"). De voormalige bezetting begaf zich naar Gelder, waar zij met het garnizoen begon te muiten en graaf Herman van den Berg, die zich in de vesting bevondbuiten de muren zotte. (3) Res. S. G. 1 September 1597. Rijnberk behoorde tot het Stift Keulen. (4) Res, S. G. 6 Soptember 1597; de bode ontving eene belooning ven 20.— De bezet ting rukte het vendel van do stang en begon wegens wanbetaling te muiten. Zie voorts G. P. B. II, 598 „Accoort gemaeckt bij Syn Excellentie met den gouverneur, capiteynen ende soldaten van "t guarnisoen van der stede ende casteele van Meurs" dd. 2 September 1597. In „Militaire Afbeeldingen" der Bibliotheek Dept. van Oorlog IA 750 komt op folio 20 van het eerste gedeelte voor een „Lijste vande magazijnen vande Artillerie amonitie van „oorloghe ende vivres binnen Meurs daer naer men alle andere steden can versien (5) Res. S. G. 20 December 1597. Zie voorts Aanteekening N°. 30. (6) Res. R. v. St. 6 September 1597. Eene „Staet van de oncosten vanden tegenwoordigen „veltleger" dd. 19 Augustus en 3 October is te vinden in S. G. Lias loopende 1597 Eerst 20 September kwam eenig gold in het leger. (7) Zie Aanteekening N°. 31.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 69