59 andere omstandigheden noopten den Prins en de Staten-Generaal de laatsten nog verblijf houdende te Ostende om op 18 Juli het beleg op te breken (1). De oorspronkelijke bedoeling om Duinkerken te belegeren viel geheel in duigen. Men had den vijand zelfs niet de minste vrees ingeboezemd; maar het sprookje, dat men hem niet op het open veld onder de oogen durfde te zien, was beschaamd. Na vergeefs te hebben getracht tusschen Raversijde en Mariakerke eenige voordeelen te be halen, verlieten de troepen in de eerste dagen van Augustus de haven van Ostende en werden op een groot aantal schepen overgebracht: de ruiterij naar Bergen-op-Zoomhet voetvolk naar Zeeland. Negen-en- dertig vendels bleven tot versterking van het garnizoen in Ostende hetwelk slechts 11 vendels telde (2). De in het vaderland teruggekeerde troepen bezetten weder hunne garnizoenen, omdat geen kans bestond, nog eenige oorlogshandeling te ondernemenmen had af te wachten wat de vijand in 't schild voerde. Slechts enkele ruitertochten werden nog ondernomen, sommige op hooger last, andere op eigen hand. Tot laatstbedoelde kan niet gerekend worden de strooptocht in Gelderland en in de neutrale landen van Keulen Munster en Paderborn onder Alfonso Cacho Canuto luitenant van de vaan van Prins Maurits ten gevolge van ingekomen klachten werd hij bij verstek veroordeeld tot verbanning (3). Overigens trachtte men in het euvel te voorzien door plakkatenmaer vele meinden dattet aen „de placcaten niet en ontbrack, dan alleen aen 't onderhout van dien, „ende dat van de Staten wege selfs niet devoirs genouch gedaen en „worde, om de voorige placcaten, die hart ende strict genouch waren, „wel te doen onderhouden." Het door zulke gewichtige gebeurtenissen gekenmerkte jaar 1600 liep niet ten einde zonder den Staatschen nog een zegepraal te verschaffen, waarbij zij evenals te Nieuwpoort meer wapenroem dan duurzame vruch ten behaalden. Tot het tegengaan der rooverijen van de Spaansche galeien, die bij stil weder gedurig uit de haven van Sluis te voorschijn kwamenwas men op de gedachte gekomen insgelijks groote roeischepen te bouwen (4). Te Dordrecht liep in September een groote galei, „de (1) Res. S. O. 16 Juli 1600, Op dezen dag vertrokken de meeste leden der Staten-Generaal naar Zeeland. (2) journael van Anthonis Duyck II, 778. Zie voorts Aanteekening N°. 1 op 18 No vember 1600 e. v. (3) Res. R. v. St. 1 en 17 Februari 1601. Zie over Canuto Anthoni van Dalen, „Kryghsraedes besoignen"bladz. 6. (4) Reeds vroeger had men in Holland dergelijke doch waarschijnlijk kleinere schepen, waarop deels gevangenendeels veroordeelden als roeiers gebruikt werden. Een reglement voor de behandeling dezer „slaven" of „bandieten" komt voor in Res. H. 8 Juli 1598: „Or donnantie aengaende de diensten ende het beleijdt op de galeyen deser Landen"in die van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 83