om in den garnizoensdienst te voorzien (1). Rijnberk capituleerde op dO Juli 1601jhr. Pieter van Ghistelles trad aldaar op als gouver neur (2). Vervolgens stelde Prins Maukits zich in 't bezit van de hem bij erfenis toegevallen stad Meurs (7 Augustus) (3). Met de verovering van Rijnberk hield 's vijands heffing van contributiën in de oostelijke provinciën op. Vooral in Overijssel 'duurde het langen tijd eer de rust op het platte land hersteld waseen afdeeling van 60 soldaten werd aangewezen om hiertoe de behulpzame hand te bieden (4). Intusschen verlangde de generaal Francis Vere steeds grootere bezet ting voor Ostendewaarom de Staten-Generaal aan Prins Maurits ver zochten om 2000 man uit het leger bij Rijnberk ter versterking aan sir Francis Vere te zenden (5). Deze troepen, ingedeeld in 23 vendelen en behooiende tot „alle naties", vertrokken den 13den Augustus onder bevel van Henry de Coligny, heer van Chatillon-sur-Loingkolonel van het regiment Franschen in dienst der Staten (6)zij kwamen in 't laatst van Augustus en in de volgende maand te Ostende aan (7). Ook ver trokken vele soldaten uit Engeland tot versterking en aanvulling naar Ostende (8). In weerwil van al deze versterkingen, ook van materieel, zette de vijand het beleg met kracht voort, zoodat de vraag rees, wat te doen na inneming van Rijnberk om den vijand van Ostende af te leiden. Men besloot dit te bewerkstelligen door het belegeren van enkele vestingen en het lichten van 6000 man voor den tijd van drie maanden (9). Een aanslag op de stad Lier (3 September 1601) onder leiding van jhr. Olivier van den Tympel mislukteeveneens diens poging om zich in October meester te maken van de voor Sluis gestationneerde vijandelijke galeien. Men wilde nu trachten meester te worden van 's-Hertogenbosch. Wellicht ware zulks met goeden uitslag bekroond, 62 (1) Res. R. v. St. 19 Juli 1601. (2) N°. 8339 van het archief der Staten-Generaal (Algemeen Rijksarchiefbevat de „Arti- „culen vant verdrach van Rynberck den 20sten Juli 1601 des avonts". Toen jhr. Pieter van Ghistelles later opperbevelhebber werd te Ostende, verving hem als gouverneur van Rijnberk Franqois de Bruges (Res. S. G. 14 November 1603). (3) Zie Aanteekening N°. (4) Het traktement voor den kapitein bedroeg 80, voor den vaandrig 36, voor de helft der soldaten 11voor de andere helft j£ 10 per hoofd en per maand (Res. S G. 28 November 1601). (5) Res. S. G. 7 Augustus 1601. (6) Ros. S. G. 15 en 21 Augustus 1601. De 23 vendels van „alle naties" bestonden uit 6 vendelen Franschen, 4 Friezen, 5 Duitschers, 4 Schotten en 4 Walen. (7) Do heer van Chatillon sneuvelde op 10 September te Ostende. Hetzelfde lot wedervoer den kolonel jhr. Joh an van Huchtenbroek op 22 September 1601. In hun commando werden zij opgevolgd resp. door kapitein Dussau (Res. S. G. 22 October 1601) en jhr. Johan van Loon (Res. S. G. 12 October 1601); laatstgenoemde als kolonel. (8) Zie Aanteekening N°. 41. O.a. kwamen op 25 Juli 1601 duizend Engelschen te Ostende, die „gheprest waren ende uyt alle de ghevanghenissen ghelicht, ghecleet met roodo ca- sacken(Philippe Fleming, Oostende—Belegheringhe). (9) Res. S. G. 24—26 September 1601.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 86