6S indien het plan om vooraf een tocht naar Weert te doen buiten werking gebleven was en maatregelen genomen waren om een krachtig leger onder de wapenen te brengen (1). Weert was bezet door talrijke muitende ruiters van den aartshertog. Men wilde hen weerloos maken of althans zekerheid verkrijgen, dat zij den vijand niet zouden dienen, alvorens betaling te ontvangen. De tocht naar Weert liep vruchteloos af: de muiters wilden van geen voorstellen weten. Mocht Weert tot overgave gedwongen worden, dan kon de aartshertog daarin een reden vinden om zich van zijne geldelijke verplichtingen tegenover de muitelingen ontslagen te rekenenhetwelk wel opwoog tegen het verlies eener niet overwegend belangrijke plaats. Onderwijl werden met Frankrijk en Engeland onderhandelingen ge voerd betreffende het ontzet van Ostende. Koning Hendrik IV wilde, in weerwil van den gesloten vredeeen groot leger beschikbaar stellen. De koningin van Engeland zou binnen tien dagen 6000 man zenden, in Engeland genoemd „van de ordonnantiëndat is te weeten die „jaerlijcx geenroleert ende gemonstert werden"'zij moesten in Engeland door 6000 anderen vervangen worden, waarvoor de Staten-G-eneraal de wapening en kleeding betaalden. Beide rijken verlangden Prins Mau rits met het algemeen bevel te belasten (2). Hoewel de Staten- Generaal hunne medewerking verleenden, slaagden de onderhandelin gen geenzins (3). Op 1 November 1601 verscheen Prins Maurits, vergezeld van de graven Willem Lodewijk en Lodewijk Gunther van Nassau, met 73 vendelen en 33 vanen voor 's-Hertogenboschlater werd deze betrekkelijk geringe macht nog met enkele compagnieön versterkt (4). Het beleg begon veel te laat in het jaar om nut op te leveren voor Ostende, waar de vijand zich zoo sterk verschanst had, dat hij zonder bezwaar troepen tot ontzet kon missen. De bele geraars kregen het in de Meijerij te kwaad met het weêr en de moeras sige gronden, zoodat geen behoorlijke toevoer van materieel voor batterijbouw, vivres enz. kon geschieden, terwijl men bij de vroeg ingevallen vorst de gemeenschap- tusschen de belegerden en daarbuiten niet voldoende kon beletten (5). Prins Maurits vond zich dan ook genoopt den 27sten November het beleg van 's-Hertogenbosch op te (1) In de petitie van den Raad van State, voorgedragen in de vergadering der Staten- Generaal van 24 October 1601, wordt niet zonder grond de uitdrukking gebezigd: de „experientie leert dat de defensive costelijcker is als de offensive (2) Seer. Res. S. G. 6 September 1601. Ook zouden de drie rijken schepen zenden naar de Spaansche kusten. Engeland bezat destijds geen staand leger. (3) Seer. Res. S. G. 10 en 11 September 1601. (4) Deze compagnieën werden in de garnizoenen tijdelijk vervangen door burgers uit verschillende steden (Res. S. G. 41316 en 21 November 1601). (5) Ten behoeve van de belegeraars werden naar het leger gezonden o. a.kurkbruggen, ijssporen, scheepshakenhandsleden (Res. R. v. St. 9, 15 en 22 November 1601).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 87