70
een beleg, hetwelk wegens 'svijands nabijheid langer duurde dan men
gedacht had. Bovendien hadden de uitgebreide cireumvallatie- en con-
travallatie-liniën groote sommen verslonden (1). Jhr. Pieter van
Sedlnitzky, sergeant-majoor-generaal van het leger, werd commandeur
of gouverneur van Grave (2).
Blijkens een op 21 September gehouden monstering brachten de 50
vanen uit 4625 paarden, de 156 vendelen 12322 man; een vierde der
Engelschen was door ziekte ongeschikt om vooreerst dienst te doen (3).
De Duitsche ruiters werden betaald en afgedankt (4)vóór het einde van
September was het veldleger ontbonden (5).
De overgave van Grave en het muiten der troepen trokken een streep
door de rekening van den aartshertog Albertus; nog alvorens de over
gave bekend was, had hij troepen verzameld, waarmede hij naar de
Maas trok. Met don Francisco de Mendoza kwam het tot hooge woor
den, eindigende met het ontslag van dezen bevelhebber, die naar Spanje
vertrok. Op den terugtocht van den aartshertog van Maastricht naar
Brussel stond een deel zijner ruiterij, waarbij 8 benden van ordon
nantie, op 8 October in verschillende dorpen nabij Tongeren bloot aan
overvalling door 14 vanen Staatsolie ruiterij onder den sergeant-majoor-
generaal der cavalerie Werner van den Houte, gezegd du Boys. De
buit bestond o. a. uit 4 a 500 paarden en een zevental standaards of
guidons (6). Werner van den Houte kreeg nog in dezelfde maand last
om zich met 12 vendelen en 3 vanen naar Einden te begeven (7).
In November ondernam graaf Lodewijk Gunther van Nassau een tocht
om contributie en brandschatting op te halen in het land van Luxemburg
waar de oude graaf Pieter Ernst van Manspeld nog altijd gouverneur
was. Graaf Lodewijk Gunther vertrok op 3 November uit Nijmegen met
19 vanen en 1200 man te voet weer gekozen uit zes natiën: Engelschen,
Franschen, Walen, Schotten, Duitschers en Nederlanders door het
land van Gulik, alwaar zich nog 14 vanen bij hem voegden, naar
St. Yith. Deze door den vijand bezette plaats gaf zich op 11 November over
en diende als steunpunt, alvorens het Luxemburgsche te betreden. Tus-
schen 11 en 2l November werden ongeveer 100 dorpen geheel of gedeel
telijk verbrand en werd veel buit behaald; de vijand vertoonde zich alleen
achter stadsmuren. Gebrek aan geschut noodzaakte om van steden-
verovering af te zien. De terugtocht werd aanvaard over de sneeuw-
(1) Zie Aanteekening N°. 47.
(2) Res. R. v. St. 9 September en Res. S. G. 24 September 1602.
(3) Journael van Anthonis Dtjyck III, 482. Uit deze en andere opgaven van gelijken
aard blijken de verschillen tusschen de sterkte te velde en die van de staten van oorlog.
(4) Res. S. G. 20 September 1602.
(5) Res. S. G. 27 September 1602.
(6) Zie Aanteekening N°. 48.
(7) Zie Bijlage X.