vijand kon benutten, terwijl de gouverneur Anthonie Schetz, heer van Grobbendonckuit 's-Hertogenbosch afwezig was (1). Prins Maurits kwam 19 Augustus voor genoemde stad en vestigde zijn hoofdkwartier te Vught; de vijand trok naar Schijndel, met voorposten tot Hintham. De naderende winter zette de wegen onder water, zoodat de stad niet dan met belangrijke offers viel in te sluiten. Tot dusverre had de stad steeds geweigerd garnizoen in te nemen; de gouverneur en de burgerij zouden voor het behoud der stad wakenaan den aartshertog liet men de maatregelen over tegen den vijand daarbuiten. Toch wist de aartshertog tegen wil en dank der burgerij 4000 man binnen de stad te brengen (2). Ofschoon de kans om de stad te winnen zeer gering scheenbesloten de Staten-Generaal toch het beleg voort te zetten niet met verwachting van een goeden uitslag, doch om den vijand in Brabant en dus verre van Ostendete houden; ook om den krijg in 'svijands land offensief, liever dan binnenlands, bijv. in den Bom- melerwaard, defensief te voeren. Tot 5 November 1603 stonden beide legers in Brabant tegenover elkaar zonder dat het tot ernstige gevechten kwam. Bij een schermutseling verloor o. a. Olivier van den Tympel, heer van Corbeeckhet leven (3). Inmiddels was men met de gemutineerden overeengekomen, waar zij zich na het opbreken van het leger zouden vestigen (4). De keuze viel op Grave; op 1 November kwam een verdrag tot stand, waarbij deze plaats aan hen toeviel, tegen ontruiming van Hoogstraten, hetwelk de Staatsche troepen bezetten (5). Het aantal gemutineerden beliep thans ongeveer 1500 ruiters en 2000 soldaten van allerlei landaard. In strijd met de overeenkomst bedreven zij veel moedwil in „nabuyrlanden" ter afleiding besloot men tot een tocht in „vijanden-lande" onder graaf Hendrik Frederik van Nassau, waaraan alle beschikbare Staatsche ruiterij zou deelnemen; graaf Lodewijk Gunther werd aan graaf Hen drik Frederik toegevoegd (6). Wegens onwil van het gedeeltelijk 73 (1) Res. R. v. St. 14 Augustus 1603. (2) Res. R. v. St. 22 October 1603. (3) De heer van Corbeeck, die ruim 30 jaren in dienst van den lande was geweest, sneu velde op 3 October. Hy werd opgevolgd als superintendent van den-krygsraad door Werner van den Houte, gezegd du Boys (Res. S. G. 29 November 1603); als ritmeester, door Andries van Beringhen (Res. R. v. St. 7 October 1603) en als kapitein, door George de Montmorency, heer van Bours (Res. R. v. St. 30 October 1603). (4) Het ging om Wachtendonk, Rijnberk of Grave. Het „Esquadron" verkoos Rijnberk boven Wachtendonk (Res. S. G. 7 September 1603). Ook Prins Maurits was voor de keuze van Rijnberk; doch de Staten-Generaal vonden 't niet goed, de neutrale Rynsche- en Westfaalsche landen bloot te stellen aan moedwil, die zy niet zouden kunnen bedwingen (Res. S. G. IQ en 11 October 1603). (5) Het „Esquadron" bleef onderworpen aan den gouverneur van Gravejhr. Pieter van Sedlnitzky. (6) Seer. Res. S. G. 30 December 1603. Het land zou een vijfde van de brandschatting bekomenof het „Esquadron" zou voor zyn aandeel f 100.000 moeten betalen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 97