74 bereden gemaakte „Esquadron", moest de tocht worden afgelast (1). Korten tijd daarna toonde het „Esquadron" zich weêr bereid om te trachten onder de bevelen van Werner van den Houte Erkelens te veroveren (2)deze plaats viel op 13 Februariden 21sten d. a. v. het huis te Karpen, beide gelegen in „nabuyrlanden". In het voorjaar vingen maatregelen aan om Ostende te ontzetten, in de eerste plaats door versterking en aanvulling van het leger. Hier voor werden 1200 Zwitsers (3), 1200 Engelschen, 600 Franschen aan genomen (4) en wederom waardgelders in dienst gesteld (5). Bijzondere opdrachten tot het lichten van troepen ontvingen graaf Jurrien Ernst van Limburg Stirum voor 2000 (6)en Guillaume van Dorth voor 300 Duitschers (7). Een door Pieter Heymmarck in Denemarken gelichte compagnie kwam van 113 op 150 hoofden (8). Johan van Corput werd bedankt voor het aanbod om vóór 1 September een paar duizend Zwitsers en Duitschers in het land te brengen, wegens het te ver verloopen jaargetijde (9). In den loop van den zomer kwam het meerendeel van genoemde troepen in dienst. Naderhand mochten zonder nadere toe stemming geen aanvullingen uit den vreemde in het land gebracht worden (10). Bechtstreeksch nut trok men in het voorjaar alleen van de waardgelders. Aan de eerstvolgende poging tot ontzet van Ostende onder Prins Maurits als opperbevelhebber zouden deel nemen de graven Willem Lodewijk, Ernst Casimir, Lodewijk Gunther en Hendrik Frederik van Nassau (11), benevens gedeputeerden van de Staten-Generaal en van den Raad van State (12). De troepen verzamelden op 20 April 1604 nabij Willemstad, van waar een vloot ze naar het land van Kadzand in Vlaanderen overbracht (13)en vermeesterden binnen enkele dagen alle (1) Res. S. G. 111314 Januari 1604. (2) Res. S. G. en Res. R. v. St. 30 Januari 1604. (3) Res. S G 3 April 1604. (4) Res. S. G. 18 Mei 1604. (5) Zie Bijlage VI. (6) Zie Hoofdstuk III. (7) Res. S. G. 8 Juli 1604. (8) Res. S. G. 14 Augustus 1604. (9) Res. S. G. 6 en 7 Juli 1604. Corput werd commandeur op hot huis te Groningen (Res. S. G. 25 Januari 1605). (10) Res. S. G. 3 November 1604. (11) Aan generaal sir Francis Vere was op verzoek verlof verleend (Res. S. G. 26 Maart 1604). Hij keerde eerst in December 1605 hier te lande terug en bood in de vergadering -van den Raad van State verontschuldigingen aan betreffende zijn vroeger gehouden gedrag (Res. R. v. St. 16 December 1605). Graaf Lodewijk Gunther van Nassau overleed in het leger b(j Sluis op 12 September 1604. (12) Res. R. v. St. 21-24 April 1604. (13) Eene Res. R. v. St. van 4 Mei 1604 handelt over het verwijderen der „kaesjaghers": liedendie in den rug van het leger groote schade deden aan de huislieden en hun alles afnamen, wat de krijgslieden hadden verschoond.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1913 | | pagina 98