Gleve wenschte wel dat de Staten-Generaal de bezette vestingen en open plaatsen ontruimden, maar dezen wilden alleen de onversterkte plaatsen in het Guliksche verlaten, nog wel wanneer de aartshertogen eveneens deden (1). Tot dusverre waren jaarlijks 150.000 voor de fortificatiën toegestaan; thans bleek de som zelfs onvoldoende tot onderhoud van Papenmuts. Bovendien eischten het kasteel van Gennep en de stad Ravestein 60.000, het huis te Leeroord 19.000, Blokzijl, Kuinre en Zwartsluis ruim 30.000, zoodat bij de provinciën ten bedrage van 225.000 voor extra-ordinaris lasten moest worden aangeklopt. Slechts 133.970 werden toegestaan (2). Dit beteekende geenszins dat betaling zou volgen; meermalen verklaarden de aannemers het werk te moeten staken wegens gebrek aan geld om de arbeiders te betalen (3). Wanneer de versterkingen zich niet in voldoenden staat bevonden, dan kon men den vijand niet beletten om binnen 's lands palen contributiën te heffen zoo getroostte men zich in Gelderland en Overijssel den vijand eenvoudig oorlogsbelasting te betalen; Kuinre dacht er zelfs aan om zich onder sauve-garde des vijands te stellen en contributie op te brengen, waar door deze vrijen toegang tot de Zuiderzee zou verkrijgen (1). Om de Alblasserwaard te vrijwaren tegen rooverijen, strooperijen en contributie ontving Adriaan van Nes, drost van Noordsloos, machtiging om 150 voor den polderoorlog geschikte manschappen aan te nemenJacob van Paffenrode 12 ruiters en 40 voetknechten ter beveiliging van het land van Arkel (5). "Voor Gelderland achtte men noodig eene linie van redouten, vier op elke mijl, tegen 1.000 a 1.200 per stuk; dit bedrag zou ten laste komen, voor de helft van de Generaliteit, voor de andere helft van de Geldersche kwartieren; wanneer het leger te velde was, zouden zij bezet worden door de huisluiden, anders door soldaten (6). Evenals de Staten van Gelderland en Utrecht in Mei 1621 plakkaten hadden uitgevaardigd tegen de betaling van contributie aan den vijand, wenschten de Staten-Generaal voorloopig te bepalen, dat „die ghene die met redoubten beschermpt werden, ten platten landen „in alle quartieren hun nyet en sullen mogen begeven onder des vijants „sauvegarden, ende contributiën, bij pene dat die ghene die bevonden „sullen werden daertegen te doen ende gedaen te hebben, alwaert „oock vier jaren daernae, dat deselve nyet alleene gestraft sullen 76 (1) Res. S. G. 3, 11 en 12 Maart, 10 en 15 April, 20 Mei 1621. (2) Res. S. G. 19—22 Mei; Res. H. 25 Mei—26 Juni. Zie voorts Aanteekening N°. 44. (3) Res. S. G. 3 Augustus 1621enz. (4) Res. S. G. 15 en 22 September, 15 October; Res. H. 13 October 1621. (5) Res. H. 9 Maart—8 April 1621. (6) Res. H. 25 Mei—26 Juni, Res. R. v. St. 19—25 Juni. In S. G. Lias loopende 1621, eerste helft, wordt aangetroffen een „Memorie off Lijs te van die corps de guardes off Re- bouten die tot bezettinghe van d'ampten in den quartiere van Nijmegen, ten noorden van „de Waelstroom gelegen als Over ende Nederbetuwen met Tielreweert ende in "Veluwen „ende Veluwenzoom op ten Wael, Rijn ende Isselstroom van nooden zijn."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1915 | | pagina 100